Historie van den heer Willem Leevend. Deel 6
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 294]
| |
Myn waardste Renting!Uw Brief heeft my zeer getroffen. Hy verdient wel, dat ik hem ten eersten beäntwoord: maar wat zal ik antwoorden? Zal myn genoegen, myne vreugd u niet beleedigen? En zoude ik daar toe in staat zyn? Wat zal ik schryven? Dat gy de beste, de redelykste, de waardigste Man zyt? Gy weet, hoe ik over u denk; dit is des onnoodig. De wys, waar op ik altoos met u omging, konde u niet onkundig laaten van de vriendschap, die ik voor u gevoelde. Als myn Vriend zal ik u met verlangen en genoegen ontfangen, met u spreeken, met u blyven verkeeren. Ik geloof, myn waarde Renting, dat ik eenigzins gissen kan, waar op gy doelt: maar ik zal hier liever mondeling met u over spreeken. Uw verlangen, om my in Rotterdam te zien, zal wel dra vervuld worden; minder om het reeds ver verloopene faisoen, als wel, om dat myne lieve Moeder voorneemens is, aan den wensch onzer waarde Vriendin Everards te voldoen. Het | |
[pagina 295]
| |
scheiden van myne tederbeminde Veldenaar valt my zeer droevig; maar de voorstag van Mama is zo billyk, is haarer zo waardig, en zal aan onze lieve Everards zo veel genoegen verleenen, dat ik my zoude schaamen, daar in niet met genoegen toetestemmen. Ik heb my eenen pligt gemaakt, om niet alleen voor my zelf te leeven, en myn eigen genoegen ook te vinden in dat van andren, al lydt er myne byzondere verkiezing iets door. Wees hartelyk gegroet van
Uwe oprechte Vriendin,
c. helder. |
|