Historie van den heer Willem Leevend. Deel 6
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 169]
| |
Tederbeminde moeder!Beschaamd en verleegen, verstoord op my zelf; zo, myne lieve Moeder, moet gy uwen berouwhebbende Zoon aan u voorstellen! Ik heb al den schuld; ik heb, dit zie ik nu, my met koelheid gewrooken, over een ongelyk, my, zo als ik meende, aangedaan. En dat, terwyl myn Vriend ongelukkig was...... Ik belette hem, door eene styve afkeerige houding, in myne armen te vallen...... Ik voelde, dat hy, met warmte en vogtige oogen, myne hand drukte; en ik kon myn opzet, om hem iets betaald te zetten, gestand doen. Voor ik Chrisjes Brief en uw Postscriptum ontfing, dagt ik zo niet: doch zedert ben ik gestraft, gestraft door myn eigen geweeten. Allerwaardste Mama! Lees toch, mag ik u bidden, alleen, al de Brieven, die hy my geschreeven heeft; zy liggen in de binnenste verdeeling myner Secretaire: ik moet hem, buiten zyn weeten, recht doen. Mag ik zo gelukkig zyn, om hem te vinden; iets, dat ik, zedert ik | |
[pagina 170]
| |
dien Brief ontfing, met meer drift dan my eigen schynt, behartig; dan zal myn lieve Vriend geleegenheid hebben, om nog grooter te zyn - ik zal hem om vergeeving bidden, nooit van hem scheiden, en hem, zo ik hoop, veilig en met eer in zyn Vaderland te rug brengen. Reeds veertien dagen zyn alle naarspooringen vrugteloos. Ik ga een grooten Brief aan Papa schryven; dit, bid ik u, tusschen ons!
Uw liefhebbende Zoon,
p. helder. |
|