Historie van den heer Willem Leevend. Deel 6
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 37]
| |
Mejuffrouw, hooggeachte vriendin!In myn geheel leven heeft my niets meerder getroffen, dan de inhoud des Briefs, door uwe zalige Vriendin aan myne Dogter geschreeven; en nooit kan ik u genoeg bedanken voor de oplettenheid, door u gebruikt, in my dien ter hand te stellen. Ik weet niet, Mejuffrouw, hoe ik u myne erkentenis daar voor immer zal kunnen toonen. Wees verzeekerd, dat gy eene Moeder aan u verpligt hebt, wier leven gehecht is aan dat haarer eenige Dogter. Ik verlang vuurig eene Vrouw te zien, wier karakter zo achtingwaardig is; die de Vriendin was van eene Lotje Roulin, die de vertrouwde was van een Jongeling, my dierbaar als eenen Zoon. Edelmoedige Belcour, wees gerust: indien de lieveling van eene Lotje Roulin myne Dogter verdient, hy zal haar hebben; haar Vader zelf zal haar aan hem geeven. Myn Heer Helder is rechtvaardig; hy zal dan den Jongeling aan zynen Vaderlyken boezem drukken, dien hy nu veracht, | |
[pagina 38]
| |
en verongelykt! Waar is hy? Weet niemand, waar en hoe hy zich bevindt. Ik vrees, of zyne gehoonde edelaartigheid, en een deerlyk gebrek, hem niet wel naar een ander waereld - deel heen voeren........ En wat dan? Wie zal hem dan getuigenisse geeven kunnen van zyn gedrag?....... Ik weet, waarde Juffrouw Belcour, hoe hy my bemint. Vindt gy het, na veel overweegens, goed, zend my het paket; ik zal het openen; ik ken Willem Leevend...... Het belang, dat ik in hem neem, zal, komt het hem ter kennisse, hem verrukken. Ik hoop ook in dat paket een Uitdaagings - Briefje te zullen vinden, dat my, ter zyner volkomene verdeediging, hoognoodig is. Zend my ter geleegener tyd, aan het adres van Myn Heer Jacob Renting, het paket; of wilt gy liever, dat ik er een vertrouwd Knegt om zende, dien gy dat tegen eenen Brief van my kunt ter hand stellen? Gy zult zeker niets van den Brief der zalige Overleedene aan myne Dogter weeten. Hy is my te dierbaar, om hem een oogenblik uit myne handen te geeven; maar ik zal my in staat brengen, om hem zelf te copieeren, en u die copy hier nevens insluiten. Hoe aanbidlyk zyn de wegen der Voorzienigheid!..... Lieve beminlyke, moest gy naauwlyks in den bloei uwer jeugd dit leven verlaaten! Moest myne Dogter de ongeluk- | |
[pagina 39]
| |
kige hinderpaal van uw geluk zyn? Moest aldus de deugd en de liefde van eenen miskenden Jongeling m t zonneglans uitschitteren! ... Waar voeren myne gedagten my heenen! Hoe streelt, hoe troost het my; hoe rust myne ziel uit, by dit denkbeeld: Willem Leevend verdient myne vooringenoomenste onderscheiding: ik heb den grooten Man, den deugdzaamen denker gezien, in den zorgeloozen, blymoedigen Jongen. Hoe zal de ziel myner Dogter in verrukking zyn, als zy eens hem, dien zy altoos beminde, als den gunsteling van haaren braaven Vader zal beschouwen...... Laat het u niet vreemd toeschynen, dat ik van dit alles voor haar een ondoorgrondelyk geheim maake! Ik moet, Mejuffrouw. Myne Dogters geluk is het myne. Voor wy Leevend behouden weder zien, zal zy niets het minste kunnen vermoeden van alles, wat wy weeten. Haar gevoelig hart lydt maar te veel, door vriendschap en medelyden; door vrees, of hy wel geheel onschuldig zy. Hoe onbedagtzaam zoude ik zyn, indien ik thans den beklagenswaardiger in zulk een voortreflyk licht plaatste, en dus de allernatuurlykste neigingen van een govoelig beminnend jeugdig hart aanvuurde; daar ik niet weet, of het voorwerp dier neigingen immer voor haar zyn zal! Onvoldaane, sterke, zuivere, bestendige verlangens, die de kragt van behoeftens verkreegen hebben, maaken | |
[pagina 40]
| |
zekere Menschen zo ongelukkig, dat onze verbeelding er voor te rug beeft. Ik ben niet romanesq; maar ik houde my verzeekerd, dat, of wanhoop, of krankzinnigheid het deerlyk deel moeten worden van zekere gestellen, in zekere omstandigheden. Er is voor de vermogens van elken Menschelyken geest een onoverschreedbaar punt. Alles is bepaald. Onze geest is eindig. De geheele volkomenheid der Menschelyke Natuur bestaat in de volmaaktbaarheid; zy ligt in den boezem der ziel ingewikkeld; tyd en toestand brengen die tot rypheid; dit is die hoeveelheid van warmte, zonder welke niets opryst. Een Judas kon een Petrus geworden zyn. De onvolkomenste Mensch is die, welke weinig volmaaktbaarheids heeft. Het is een grond, die niets voort kan brengen. Rampzalig de Jongeling, die groote volmaaktbaarheden heeft, en verkeerd denkt; zo wel over zyne bestemming, als over den roem en het geluk der Menschen! Nu nog beef ik voor eenen Jongeling, zo deugdzaam, zo verstandig, als myn Willem....... Een gevallen Engel is veel gruwzaamer, dan een allerbedorvenst Mensch immer zyn kan. Hoe grooter het licht, hoe grooter de duisternis. Hoe is het, Mejuffrouw, dat ik aan u schryf, als aan eene Vriendin myner jeugd? Ik bemin, ik eere u. Ik vorm reeds een schemeragtig plan, | |
[pagina 41]
| |
waar in ik u begryp....... Deed zich de geleegenheid op, om u in Persoon te kunnen zien! Dit kan, vrees ik, voor eerst niet geschieden. Geloof, dat gy eene allerbyzonderste Vriendin hebt, in
Uwe ten hoogsten verpligte Dienaresse,
suzanna helder, gebooren van beek. |
|