Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 336]
| |
Mevrouw!De inleggende, geadresseerd aan Mejuffrouw uwe Dogter, geeft my de treurige geleegenheid, om aan u, Mevrouw, eenige regelen te schryven; te meer, daar ik redenen moet geeven, waarom deeze Brief nu eerst adres gegeeven wordt. Myne verwarring is zo groot, dat ik naauwlyks weet, hoe ik aan eene zo voortreffelyk Vrouw op de betaamlykste wyze schryven zal! De dood, de vroege dood myner dierbaare Vriendin, wylen Mejuffrouw Charlotte Roulin, is u bekend; de deerlyke gevolgen daar van op den ongelukkigen Jongeling zyn niet verborgen... Ach, Mevrouw! Maar laat ik beproeven, of ik geregelder schryven kan...... Ten blyk haarer vriendschap, had zy my, onder andren, haare Bureau gelegateerd. Lust en moed ontbraken my, om die te zien. Ik liet die des, tot voor weinige dagen, by den Heer Roulin; maar toen resolveerde ik; (droefheid redeneert niet altoos uit dezelfde gronden!) om die te ontbieden. Zy is my gezonden. Met | |
[pagina 337]
| |
al de vernieuwde aandoeningen over myn verlies, ontsing ik haar. En eergistren nagt, geen oog kunnende luiken, stond ik op; plaatste my daar voor, en begon de geschriften en brieven myner Vriendin eens ter vlugt in te zien. Een verborgen laadje openende, vond ik daar deezen Brief, zo als ik hem hier inleg, weggelegt. Uw karakter, Mevrouw, is my door zeker Jongeling bekend: hierom heb ik best en voorzigtigst geöordeeld, den Brief, aan uwe waardige Dogter, door uwe tusschenkomst, te bezorgen. Het aandoenlyk hart der jonge Dame zoude, dugtte ik, wel eens te sterk kunnen getroffen worden, om haar dien anders dan door eene voorzigtige Vriendin, ten gepasten tyde, overtegeeven. Ik had my zeeker van de braave Juffrouw Veldenaar in deezen bediend; maar ik weet, dat Mevrouw Helder zo zeer de tedere Vriendin haarer Dogter is, als de voorbeeldige Moeder. Zie, Mevrouw, dan een Brief, geschreeven door een Engel onder de Menschen..... Durf ik meer zeggen? Waarom niet? Schryf ik niet aan Mevrouw Helder? door myne Lotje Roulin - ja, Mevrouw, zy beminde den Heer Leevend: onbeäntwoorde liefde is de oorzaak van haaren dood. Hy zoude haar bemind hebben, maar kon hy?... Dit zy genoeg. Geloof, dat hy, verre van berispelyk, voorbeeldig, groot, gehandeld heeft. Hy is, dat beken ik, ongelukkig, maar onschul- | |
[pagina 338]
| |
dig. Myne ziel verteert door droefheid, door onzeekerheid over en omtrent hem. Ik heb nog geen een Brief ontfangen! Is hy dood? Leeft hy? Waar is hy? Tot afmattens toe, vraag ik dit aan my zelf. ô Mevrouw, welk een edel hart klopt er in zynen boezem, en voor wie? Ik ben zyne vertrouwde Vriendin; ik was die myner verheerlykte Vriendin....... Er berust een groot paket Brieven en Geschriften onder my; my, op zyn bevel, na het begaane ongeluk, toegezegeld gezonden. Wat het behelst, weet ik niet. Mag ik het u toezenden, op dat gy het opent? Ik weet dat, indien hy, zo als ik God bidde, nog leeft, hy my daar voor eens met zyn geheel hart danken zal. Want wie, buiten zyne tegen hem ingenoomene Moeder, bemint en eerbiedigt hy zo zeer, als Mevrouw Helder. Doe my de eere aan, Mevrouw, om my te laaten weeten, of gy deezen ontfangen hebt, en of gy goedvindt, dat ik u het Paket in bewaaring geef? Met onuitspreekelyke hoogachting ben ik,
mevrouw!
Uwe ootmoedige Dienares,
a. belcour.
P.S. Myn adres heb ik hier ingelegd. |
|