Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 323]
| |
Hoog welgebooren heer!Indien ik Uw Hoog Welgebooren met deezen tytel moet aanspreeken, dan kan ik uwen zeer aangenaamen Brief niet beantwoorden, zo als myn hart wenscht, en uw Brief vordert. Ik zet des uwen rang ter zyde, en zal u alleen beschouwen als den besten Vriend van haar, die my dierbaarder is, dan ik kan uitdrukken. Eene verveelende onpasselykheid is de oorzaak, dat ik niet eerder schreef; ik had my gevleid voor deeze maand naar gewoonte reeds Buiten te zyn. Dit zeg ik niet, om myn stilzwygen by myne Vriendin te verschoonen; zy kent het hart haarer Vriendin; dit stelt my en haar altoos gerust: alles, wat haar betreft, is voor my van belang. Myn hart schreit met myne Vriendin, met den vroomen Man, met elk, die om deeze waarde Vrouw traanen stort! Wy zien treurige tooneelen te gemoet. Uwe geneigdheid, om bedaard acht te geeven op de bedryven der menschen, zal u in staat stellen, om de volle waarde der persoo- | |
[pagina 324]
| |
nen, waar by gy u bevindt, te ontdekken. In de rampen deezes levens heeft de deugd de voordeeligste geleegenheid, om ons van haar vermogen te overtuigen. Zeer gegrond vind ik uwe aanmerking over de onmooglykheid, om ons wel te kennen, zo lang wy alleen bespiegelen! Alles blyft gissen. Wie zal ons verzeekeren, dat onze afkeer van eene beuzelende Waereld, ons reikhalzen naar een zeker onbekend goed, ons verlangen, om nog geheel andere dan zinlyke genoegens te smaaken, niet grootendeels in ons temperament, in onze teleurstellingen, in onze gloeijende een weinig verwrikte verbeelding, of wel in eene geringe lichaamsongesteldheid te vinden zyn? Volgt hier niet uit, dat dit alles afneemt, verflaauwt, koelt, verdwynt, wanneer de oorzaaken veranderen, of wel worden weggeligt? Hier uit leide ik af, dat er meer zwakheid dan veinzery en valschheid is. Hoe hooger wy gestemd zyn, hoe laager wy daalen moeten, om weder in onzen natuurlyken toon te komen. Zou men den eersten toestand niet kunnen vergelyken by dien eens Dichters, wiens scheppende Genie hem in eenen anderen persoon vervormt? Heeft de laatste niet veel overkomst met den stap van een gezond welgesteld Mensch, dat zynen eigen wegbetreedt? - Onze volmaaktbaarheid karakteriseert onzen rang in dit leven; onze conscientie misleidt ons nooit, in- | |
[pagina 325]
| |
dien wy maar getrouw handelen, en ons in staat stellen, om willekeurige instellingen van de eeuwige voorschriften der deugd te onderscheiden. | |
Vervolgd door Mevrouw Helder.Uwe Vriendin is niet wél genoeg, om deezen te sluiten, en zy wenscht echter, dat hy met de Post verzonden wordt, ik zal dan hier nog eenige regels by voegen. Met een stillen glimlach zie ik deezen in. Wie zoude tusschen een jong Militair, en eene Dame, die de philosofe nooit voorwendt, eene Briefwisseling als deeze verwagten? Ik zal haar, het geen ik schryf, niet laaten leezen. Hoe smart my het droevig bericht, ons medegedeeld! Al myn medelyden is werkzaam omtrent den eerwaardigen Man, Vader van zulk een talryk en nog zo hulpeloos huisgezin. ‘God zal, het voorzien;’ zeide hy, die met God wandelde, als een Man met zynen Vriend. Hoe begunstigt u de Voorzienigheid. Gy zult door haar zyn uitgekoozen, om op de verhevenste wys nuttig te kunnen zyn. Groot zal uw loon zyn, ook dan, als de uitgestelde hoop uw hart krenkt. Nu nog een paar woorden tot u, myne Chrisjes Vriendin. Het lieve Meisje is zeer ongesteld: | |
[pagina 326]
| |
ik lees elk oogenblik in haare oogen; die en haare trekken, haare kouleur zelf, overtuigen my, dat haar hart lydt. Niet door berispelyke liefde; wy immers kennen haar; maar door medelyden, en door vrees, of iemand wel geheel onschuldig haar's Vaders ongenoegen draagt; uit ongerustheid, waar hy zich bevindt! Ik verlang u te spreeken: myn eerste bezoek zal in de Pastory zyn.
Uwe Vriendin,
s. helder. |
|