Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 307]
| |
Mevrouw!De ongesteldheid myner tederbeminde Chrisje bedroeft my hartlyk; en nog te meer, om dat ik verstooken ben van het genoegen, om haar daaglyks te zien; vermits myn Heer Helder goedgevonden heeft, met haar naar Rotterdam te keeren. Het bericht, waar naar gy, Mevrouw, my vraagt, kan ik niet geeven: dit konde ik u mondeling maar met een paar woorden zeggen. Thans sluit ik hier in eenen Brief van mynen Broeder, voor ettelyke weeken ontfangen: ik heb my wel zorgvuldig gewagt, dien aan myne Vriendin te toonen; maar waarom zoude ik dien voor Mevrouw Helder verbergen? Het aandoenlyk hart onzer geliefde Chrisje zoude te veel geleeden hebben. Dat hy niet schryft, is onbegrypelyk. 't Is waar, ik heb zedert geene Brieven van Hendrik; maar indien Willem hem Brieven gezonden had, dan zeker zou myn Broeder die bezorgd hebben. Hoe ongelukkig is dit geheele geval! Ik laat het aan uwe wysheid over, om aan uwe Dogter iets, | |
[pagina 308]
| |
of in 't geheel niets te zeggen van den inleggenden. De Hemel herstelle haar spoedig, en brenge u en den Heer Helder met haar in ons oord te rug! Myne waarde Ouders, als ook de Heer van Sytsama, verzeekeren u van hunne hoogachting, en ik hebbe de eere my te noemen,
mevrouw!
Uwe ootmoedige Dienares,
j. veldenaar. |
|