Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 247]
| |
Myne lieve vriendin!Ik acht my verpligt, u den inleggenden spoedig te rug te zenden; om dat ik u per post wil bedanken voor het vertrouwen, dat gy in my stelt; want anders kond gy het in uw hoofd niet krygen, my, boven vriendschap boven al, tot uwe confidente te maaken; hoe veel eers de Schryfster deezes inleggenden Briefs ook daar door ontfangen moet. En dat is evenwel dat zelfde Coosje Veldenaar, waar op ik, voor nog maar weinige jaaren, uit de hoogte myner luchtkasteelen nederzag. Wel, het ziet er allerliefst uit. Een Meisje, dat ik beschouwde, zo als de Parysche Coquettes une Provintiale! Ja, die wel wat meer wist, als de malle Poppen, daar ik my meede diverteerde; doch er ook zeer wel van overtuigd was........ Genoeg. Ik zou my zelf (zegt de Vriendinne Burgerhart,) braaf kunnen afkloppen, - indien ik geen zuigend Kind had. Nu zal ik | |
[pagina 248]
| |
boete doen, en met myn zyden Kouzenband, als een strop om myn hals, voor haar verschynen, om te beproeven, of ik vergiffenis kan erlangen voor het crimen laesae majestatis, het gezond verstand, en zyne medegebiedster, de waare deugd, aangedaan. Ten ware ik attestatie konde krygen, dat ik, toen ik dit feit beging, niet wel: ‘by den hoofde geweest ben.’ Thans niet veel tyd hebbende, bepaal ik my alleen by het geen Willem betreft. - Hoor, Kind, indien Chrisjes hart niet te zeer in het wargaren der liefde vertitst is, dan geef ik geen halven penning voor myne hoop. En ik kan om den brui niet zeggen, dat Coosje ongelyk heeft. Weet gy wat, er is nog zo maar in deezen pikdonkeren nagt een klein openingje, zo groot als een speldenkop, en dat bestaat hierin: Chrisje mag dan zo zeer Chrisje Helder zyn als zy wil; zy zal echter ook wel zo veel van onzer aller Moeder overgeërfd hebben, als toereikende is, om naar het verbodene te haaken; en in dit geval heeft Wim zo groote verpligting aan myn Heer Helder, als aan Mevrouw deszelfs beminde...... Praat er my maar niet meer over: als Wim Chrisje verdient, zal hy haar hebben; doch zo gy hem hier van het allerminste te kennen geeft, dan zult gy eens zien, of ik straffen kan! De | |
[pagina 249]
| |
eer eener Chrisje Helder, ik neem die nu in den zin van goeden naam, is by my iets, waarmede niet mag gespeeld worden. Hou u dan maar op den tweeden grond, en geef niet toe, ook om Willem dienst te doen. Ik spreek, zult gy zeggen, of ik wel wist, dat Willem haar beminde. Wel zie, Vriendin, op oud ys wil het ligt vriezen. Dat hy haar als een Jongen lief had, is zeeker. Hoe dat naderhand alles in den hobbel geraakt is, kunnen wy nog niet weeten, om dat ons van de historie met Juffrouw Roulin te weinig bewust is. Vast veronderstellende, dat Willem wel, mooglyk onvoorzigtig, doch niet eigenlyk slegt gedaan heeft; en dat hy zich eens zal kunnen verdeedigen, ten minsten voor redelyke menschen, heb ik, in ernst gesprooken, nog al moed; mits dat de Heer Renting niet te veel haast maakt; want dan is alles reddeloos. Was ik thans eene Catharina de Tweede, ik zond hem in Ambassade naar den Keizer van China, alleen om tyd te winnen. Droevig is het, dat wy, Amsteldamsche Koopmans Vrouwen, niet in staat zyn, om zo eene kleinigheid uittevoeren! Ik eisch van u, dat gy dit Episteltje aan niemand, wie ook, laat zien; ook niet, al was het om Chrisje een lachje af te vorderen, en dat is echter eene heele verzoeking voor u. - Myne Mama is maar geheel misnoegd op zekere | |
[pagina 250]
| |
Dame. Ja, lief, de waarheid mag dan nuttig zyn, maar zy is niet altoos muziek der ooren! Grootje Ryzig maakt het ook niet naar myn zin; maar ik straf er Bram voor, door groote teleurstellingen, want ik ben nu eene heele draagelyke Vrouw.
a. ryzig. |
|