Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 241]
| |
Myne allerwaardste Helder!Elke regel uws Briefs getuigt my van het welgevormd karakter myner Vriendin! Liefde noch vriendschap zullen ooit by eene weldenkende jonge Dame de heilige voorrechten der zuivere Natuur, in het allergeringste, benadeelen. Welk eene booze drift ware de liefde, hoe verachtlyk ware de vriendschap, indien zy ons immer vergden, de stille inspraak der Natuur niet te hooren - niet met verrukking te hooren! Ik beken, myne waardste, men kan eens eenige oogenblikken hebben, waarin men minder geschikt schynt, om deeze of geene neiging van ons hart zo leevendig te gevoelen, als op andere tyden; maar ik spreek van het doorgaand karakter. - Naauwlyks zyn deeze eerste vervoeringen gekoeld, of alles herwint zyn eigen grond; alles keert in zyne kringen te rug. Iets dergelyks ondervond ik, toen in de voorleeden week myn Sytsama hier aankwam. Zoude | |
[pagina 242]
| |
ik voor zo eenen Man verbergen, dat ik hem bemin? Heb ik dan de goedkeuring myner Ouderen zo wel niet, als die van myn eigen hart? Heb ik my dan ooit schuldig gemaakt aan eene dwaaze Meisjesagtige gemaaktheid? Is er wel iets streelender, dan dat een Man van eer en verstand ons uit alle hem bekende Vrouwen uitkiest, om het geluk van zyn leven uittebreiden, te vestigen, met hem te genieten? Is dit ons niet tot meer roem, dan het naloopen van een paar douzyn verliefde Gekskappen? Hoe gaarn ik ook uwen lieven Brief eerder zoude beantwoord hebben, was het my volstrekt onmooglyk; te meer, wyl ik dien eenigermaate omstandig moet beantwoorden. Ik heb altoos beweerd, Chrisje, dat uw karakter gestemd is, zo als gy zelf toestaat; maar, myne lieve, zoud gy het niet een weinig verstellen kunnen? Zoude het niet de voorzigtigste party zyn, die gy kiezen kunt? Weet gy, of uw volgend lot zo zal ingericht zyn, dat gy het met zulk eene ten uitersten aandoenlyke ziel zult kunt kunnen dragen? Wy moeten zo wel om een zeer groot geluk, als om eenen treffenden ramp te kunnen uitharden, eene groote hoeveelheid van innerlyke kragt hebben. Buiten dit is er geen genot in de verrukkendste zeegeningen, die ons ten deele vallen, en kunnen wy onze rampeu niet met de waardigheid van redelyke menschen dragen. Ik weet | |
[pagina 243]
| |
wel, heele lieve, dat wy in deezen vry wat verschillen; ik spreek naar myn beste inzien; en de uitoefening daar van bevalt my zo wel, dat ik niet kan nalaaten, myne geliefde Vriendin hier over te onderhouden. Dat men by u weinig van het geval spreekt, is wel te begrypen; en het kan u al zo weinig vreemd voorkomen. Waartoe zoude men toch den aandagt myner Vriendin leiden tot iets, dat haar sterk genoeg aandoet? Uw gesprek met onze Vriendin vergroot myne achting en liefde voor haar. Zeer was ik bewoogen met den braaven Heer Renting! Hy verdient u. Zyne liefde is zo belangeloos, als die, in de natuur blyvende, zyn kan! Zo bemint geen ordinair Man, Chrisje. Hoe noodzaaklyk gy ook tot zyn geluk zyt; hy zal echter geen oogenblik in twyfel staan, om, moet het zyn, (dat ik niet hoop,) zyn geluk aan het uwe op te offeren. Ik ben grootsch op de liefde, die zo een Man u toedraagt. Ik heb een Brief van myn lieven Hendrik. Ik sta in beraad, of ik u al of niet spreeken wil, over een gedeelte van dien Brief! Evenwel, ik besluit tot het eerste; overtuigd, dat gy er het beste gebruik van zult maaken. Myn Broeder schryft my, dat hy, niet verre van - in een Herberg den Heer Leevend ontmoet had; hy was niet wel geweest, schynt het; en Hendrik had het sensible genoegen, om hem eenige, hoewel | |
[pagina 244]
| |
maar kleine, diensten te kunnen doen, en nu is hy reeds van daar vertrokken. Gy staat my zelf toe, myne lieve, dat gy Leevend niet moet beminnen, om duizend redenen; daarom kan ik u te meer toestaan, medelyden met hem te hebben; dit heb ik ook met hem, en beschouw het als een pligt. Elk, die ongelukkig is, heeft recht op onze tedere deelneeming; ook dan, als hy er zelf de oorzaak van kan genaamd worden. Mooglyk dan met dies te meer reden. Kom, myne lieve, verhef u boven alle vermoedens, die uwen Vader zouden kunnen bedroeven en misnoegen. Gy verdient een Man van een onberispelyk gedrag. Ik beschuldig Leevend niet; het is echter waar, dat hy zich zeer berispelyk gedragen heeft. Zo eene Chrisje Helder op dit stuk zo weinig kieschheid toont; zy, met zo veel verstand bevoordeeld; zy, opgevoed door de voortreffelykste Vrouw; wat zullen dan andere Dames, van zulke voorrechten verstooken, mogen doen? Behoort een Renting om zo eenen Jongeling te worden afgeweezen? Gy kent het vast, het onverzetlyk karakter van myn Heer Helder! Hy is zó wel overtuigd van de goedheid zyner oogmerken, uw geluk is hem zó dierbaar, dat gy u niet zult vleijen, denk ik, hem immer van zyne zo wel genoomen besluiten afteleiden. | |
[pagina 245]
| |
Indien de Heer Renting noch uwe achting, noch uwe vriendschap had kunnen verkrygen; of, zo hy niet in staat ware om te zien, wie eene Chrisje Helder is, zo als de meesten uwer navolgers, hoe goed en geschikt zy anders zyn mogen, ik zoude niet op deeze wys voor hem spreeken. Maar hy bezeft het geluk, waar op hy hoopt, zo met zyn geheel hart, en gy doet hem als uwen Vriend een zeer onderscheidend recht. Gy zult aan hem eenen Man hebben van een braaf gedrag, een goed karakter, een genoeg geöefend verstand, en gy zult het geluk uwes tedergeliefden Vaders bevestigen. Alle wolkjes van misnoegen zullen verdwynen; gy zult overal met achting en liefde outfangen worden; ook als de Vrouw van zo eenen Man. Uw eer is myn roem, uw genoegen myne blydschap. Wees dan nu eens groot in de oogen uwer Veldenaar! Gy kunt nu eene geneegenheid overwinnen, die u kwelt, en waar aan nimmer zal voldaan worden. Verhef u dan grootmoedig over die. Blyf zyne Vriendin, maar laat de vriendschap alleen Willem Leevend by u vertegenwoordigen. Was ik overtuigd, dat hy u verdiende, dat hy u had weeten te beminnen, zo als gy verdient bemind te worden, ik zou een weinig anders spreeken. Maar, zo my myne pligt omtrent u dierbaar is, dan moet, dan mag, dan kan ik niet anders spreeken. | |
[pagina 246]
| |
Ik weet, dat gy die zuiverheid van myn oogmerk kent. Wees niet bedroefd, myne lieve. Laat ik mogen hoopen op het genoegen, om u binnen weinige dagen hier te zien op het heerlyk Beekenhof.
Altoos de uwe,
c. veldenaar. |
|