Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 222]
| |
Weledel heer!Ik was op een myner Jagthuizen, toen uw Brief op Valkenhof aankwam. Myn Hofmeester heeft verzuimd, my dien te laaten brengen; ik vond hem des ettelyke dagen, na hy hier bezorgd was. Dit is de reden, dat gy myn antwoord nu eerst ontfangt. Het is billyk, u in staat te stellen om my te excuseeren. Hier nevens eene behoorlyke volmagt, om alle domestique zaaken af te doen. Ik guarandeer voor de onkosten; u myne verpligting betuigende voor uwe werkzaame achting omtrent eene familie, die gy door mynen overleeden Neef juist niet met byzonderen eerbied kost beschouwen. Mevrouw, myne Tante, zal niet van haar vastgesteld plan afwyken, om den ongelukkigen jongen Heer met al haar vermogen te vervolgen. Zy beminde deezen onwaardigen Zoon, ten nadeele van haare overige familie, en van haare eigen middelen. | |
[pagina 223]
| |
De Baron is niets dan een Edelman; en heeft nu, schynt het, zich in 't hoofd gezet, dat des Stamhouders dood moet gewrooken worden. Zyn vermogen is, in onzen hoek, al zeer groot; en de Vossenjagers, met wie hy in eene domme woeste eensgezindheid leeft, zyn altoos van zyn gevoelen. Myne Vrouw verzoekt my, u dit te melden, of het den ongelukkigen Jongeling te stade kon komen. Niemand moeit zich buiten my met zyne schulden, ten zy er schulden van eer mogten te betaalen zyn; waar aan ik niet twyfel. Eene vorige historie met dien zelfden Heer Leevend heeft my de beste gevoelens van zynen moed ingeboezemd; en een knaap, die moed heeft, kan geen slegte knaap zyn. Ik zie den dood van myn Neef niet voor een groot ongeluk aan; zyn liederlyk leven en schandelyke verteeringen beletten my dit. Ik ben misschien niet geheel vry, van het geene men in Holland (alwaar ik ook studeerde,) Adelyke Prejugées noemt; maar zie evenwel duidelyk, dat Adel zonder verdiensten geene aanspraak maaken kan op de achting van verstandige vrye menschen. - Van Goudenstein had al de gebreken van een laag karakter, domme verwaandheid en slegte opvoeding. Wat was er te wagten, als hy eens genoeg beteekende, om in eene Academiestad attentie op te wekken? | |
[pagina 224]
| |
Het is my aangenaam, dat de gevluchte nog niet opgespoord is. Ik ben geen zyner vervolgers. Wel verre. Ik teekene my met waare hoogachting,
U Wel Ed. Gehoorzaamen Dienaar,
toe valkenhof.
Op den Huize valkenhof. |
|