Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 178]
| |
Myne dierbaare Helder!Wees gerust! uw Renting is onbekwaam, om u een treurig oogenblik te veroorzaaken! Ook niet laag genoeg, om daar in eenige verdienste te stellen. Laat ik u maar mogen weder zien. Alles is naar, alles is my ondraaglyk, nu gy hier niet zyt. o Myne geliefde Helder, waarom hebt gy hem, dien gy uw Vriend noemt, niet in staat gesteld, om uw vertrouwen eere aan te mogen doen? In u te beminnen, in u te mogen overtuigen, dat ik u bemin, zal ik myne belooning vinden voor alles, wat..... maar ik ken uwe kieschheid; ik durf niet meer zeggen. Geloof maar niet, dat ik een dier ligt plooibaare, dier ondergeschikte karakters ben, die gemaklyk met den algemeenen stroom afdryven. Dat vermoeden zou my verongelyken. Weet, dat ik een Vriend ben van ongelukkigen; en niet oordeel over het oogmerk uit de gevolgen. Ik moet u spreeken; vergun my by uwe t'huiskomst een half uur voor my: haat my, zo ik daar in van | |
[pagina 179]
| |
myne liefde spreeken zal. Ken my geheel! Betuig eens, of gy wel een grooter aan uw belang verknogter Vriend hebt dan
Uwen
j. renting.
PS. Per adres uwer Vriendin, die ik met de hoogste achting groet. |
|