Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 169]
| |
Waarde vriendin!Alles, wat ik in deezen schryf, moet tusschen ons onschendbaar bewaard worden. Ik heb hier toe myne byzondere redenen; waar naar ik u ook verzoek u niet te informeeren. Dit beiden vastelyk vertrouwende, zal ik u toonen, hoe veel belang ik in uw lastig lot blyf neemen. Ik hebbe, ziet gy, niet willen wagten, tot ik eenen Brief van u ontfing; nu ik weet, dat ik uw Moederlyk hart rust en troost kan bezorgen. Ik laak het gedrag van uwen Zoon, voor zo verre hy zich dat waardig mogt gemaakt hebben. Het troost my echter, dat hy de aanvaller niet was, dat hy gedwongen was om te trekken; en dat hy om die reden niet te streng moet beoordeeld worden. Ik vrees ook, zo wel als gy, myne Vriendin, dat zyn gedrag, zedert de dood der lieve Lotje Roulin, niet zo ordentelyk naauwgezet zal geweest zyn, als ik van harten gehoopt had, en ik van hem ook verwagtte. Hier over wel eens nader. Lees nu maar ter uwer gerust- | |
[pagina 170]
| |
stelling, en, zo als ik herhaal, onder eene stipte geheimhouding, deeze volgende door my afgeschreevene | |
Copie.De Heer Willem Leevend, Student op 's Lands Universiteit te Leiden, komt op den...... deezer maand, in de Herberg...... buiten de Stad geleegen; en word daar grovelyk geinsulteerd door den Heer Ulrich van Goudenstein, voormaals Student op dezelfde Academie, die hem schamperlyk te laste legt eene schuldige conversatie met een onbesproken Meisje, wylen Mejuffrouw Charlotte Roulin, ongehuwde Zuster, en huisgenoote van den Heer Jacob Roulin, Burger en Inwoonder dier Stede; ten wiens huize de Heeren Leevend en van Goudenstein geweest zyn Commensaalen en Contubernaalen. De Heer Leevend, van een onergerlyk gedrag, een veelbeloovend Jongeling, doch van inborst trosch en opvliegend, en daar voor bekend staande, zwygt eerst; doch de Heer van Goudenstein, bezet door den drank, geeft hem daar op een slag in 't aanzicht; en terwyl de Heer Leevend opvliegt, en naar zynen Degen grypt, springt hy eene trede agterwaards, om een stoot van zyn party te ontwyken; en daar zich in de algemeene confusie geen scheidsman opdoet, trekt de Heer Leevend, door woede buiten zich zelf geraakt, den Degen, zich stellende zo veel hy kon in postuur van defensie. | |
[pagina 171]
| |
De Heer van Goudenstein valt nogmaal aan, wordt gepareert, en tevens door een uitval van den Heer Leevend zwaar gekwetst. Binnen het etmaal sterft hy; niet, naar het oordeel van des kundigen, aan zyn blessure; maar, zo als Doctor en Chirurgyn getuigen, aan de reeds stand hebbende gegreepen gevolgen zyner debauches.
Voege hier by:
Dat eene uitdaaging, voor eenige maanden door den Heer van Goudenstein aan den Heer Leevend gezonden, hier veel afdoet; wyl het blykt, dat de Heer Leevend die uitdaaging met verachting verworpen heeft. Men verlangt daar van het eigen schrift des uitdaagers te zien.
Ik ben met onveranderbaare geneegenheid, en deelneeming in alles, wat u betreft,
Uwe getrouwe Vriendin,
suzanna helder, gebooren van beek. |
|