Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 159]
| |
Tedergeliefde zuster!Wat zal, wat kan ik ter myner verdeediging zeggen? Wat zal ik schryven? Myn Vriend Roulin zal zeker aan myn verzoek voldaan hebben. Getergd, trok ik den degen; myn party is doodelyk gekwetst. Zo hy sterft, zal men my zeker vervolgen. Zyne familie is trotsch en ryk. Ik ben gevlugt. Ik kan veiligheidshalve niet schryven, waar ik my bevind. Dit doet ook ter uwer geruststelling niets. Ik weet ook nog niet, waar ik heenen zal.... Eene ligte kwetzuur, even boven het gewrigt van myne regtehand, en eene lastige verwrikking, is al het ongemak, dat ik heb: beiden zyn naauwlyks noemenswaardig. Ik schryf u dit ook maar, om u niets te verbergen. Ik durf niet aan onze tedergeliefde Moeder schryven. Myn moed begeeft my, als ik my voorstel, dat zy om myne dolligheid bloedige traanen schreit. Lieve waarde Zuster, allerbeste Broeder, bid voor my van haar die vergeeving, die ik niet | |
[pagina 160]
| |
durf bidden; maar die ik zo noodig heb. Nu zullen myne vyanden triomfeeren. Zo getergd, eene zalige te hooren smaaden, om mynentwil hooren smaden! Kan ik oprecht zyn, en zeggen, dat de daad my berouwt? Zoude ik niet lafhartigheid by myne overige dwaasheden voegen? Bestraf my; veracht maar niet
Uwen liefhebbenden Broeder,
w. leevend.
PS. Ik schryf naauwlyks leesbaar. |
|