Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Waarde vriend!In hoe veele weeken hebt gy my niet geschreeven? Myn laatste aan u is nog onbeäntwoord. Konde ik my vleijen, dat eene overdryvende lust tot uwe Letteroefeningen u belette, my dat genoegen te geeven! Ik begryp, dat gy ten agteren moet zyn, en dus meer dan genoeg voor u te doen vindt, indien gy nog van voorneemen zyt om voort te studeeren, en u te bereiden tot dat ampt, 't welk by u zeker niet als eene Kostwinning alleen zal beschouwd worden..... Hoe ongaarn zoude ik uw stilzwygen toeschryven aan min schuldelooze oorzaaken! Ach! ik kan het denkbeeld niet dulden, dat my den deugdzaamen, den tedergeliefden, den beminlyken onbedorven Vriend van myne Lotje niet in dat licht vertoont, waar in ik hem altoos hoop te zien, waar in ik hem altoos beschouwde. Ik vrees echter, dat gy u niet langer dier naauwgezetheid onderwerpt, die u in de oogen onzer zalige zo dierbaar gemaakt heeft. | |
[pagina 80]
| |
Ik hoor, myn lieve Vriend, dat gy verslaafd raakt aan gezelschap, dat u geen eere aandoet; dat gy in de voorleeden week een groote somme gelds verlooren hebt, en wel eens een nagt overzit, om die verderfelyke speelzucht bot te vieren, ofschoon gy uwe colléges weder geregeld waarneemt; en..... maar genoeg. Ik moet gelooven, dat dit zo is; want hy, die my zulks op myn dringen verhaalde, sprak zo eenvoudig, zo beschroomd, en met zo veele achting voor u. Hy deed u zo ten vollen recht. Is het, zo als ik vrees? Myn hart bloedt, als ik my die verwildering, die aanstaande verwoesting uwer begrippen, uwer zeeden voorstel: als ik voorzie, hoe gy uwe edelaartigheid zult verduisteren, uwe gezondheid verzwakken, uwe jeugd verslonssen, uwe vyanden triumf doen zingen, uwe vrienden beschaamen! Schryf my alles, bedek voor my niets, zeg my het ergste; wees eerlyk, wees zo eenvoudig, als u natuurlyk is. Ik kan uw gedrag laaken, weet gy, zonder u, ongelukkig Jongeling, te verlaaten. Keer te rug, myn Vriend! Elke trede, die gy, gy Leevend, op den weg der losbandigheid voortgaat, zal u eens eene bloedige traan kosten! Uw hart, uw gevoelig hart is niet gevormd voor de woeste uitbotzels der zedenloosheid, des ongeloofs. Uw temperament moge u eens vervoeren, uw trek tot het spel u afleiden; | |
[pagina 81]
| |
het is slegts vervoeren, afleiden. Moet ik u op uwe heerlyke vermogens wyzen, als ik u vraag: zult gy dit den Heere, uwen God, vergelden? - Kan de nagedagtenis van Lotje, van uwe Lotje, u niet weerhouden van alles, wat uwer onwaardig is?... Leevend! en zy - zy zal u te vergeefsch wagten? Myne traanen beletten my iets meer te schryven, dan dat ik ben
Uwe bedroefde Vriendin,
a. belcour: |
|