Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 54]
| |
Hoogstwaardige vriendin!Ik ben zo gemakkelyk en zo welvaarend met myn lieven Jongen eergisteren in myn huis gearriveerd, dat het tochtje zelf my vermaakt heeft, en de kleine Jan sliep van Zeemansrust tot dat hy hier in zyn wieg gelegd wierd. Ik weet, dat gy belang in my neemt; anders zoude ik ditmaal van zulke grapjes niets melden. Zie hier, myne geëerde Vriendin, den Brief, dien ik voor myn vertrek naar Buiten ontsing, en dien ik u liefst zelf wilde bezorgen: dit is de reden, dat gy hem zo laat ontfangt. Gy zult hem zeer verward vinden. Myne schynbaare ongevoeligheid is zeer getroffen geworden door die verwarring; ik besluit er uit, dat myn ongelukkige Broeder niet bedaard van verstand is! Hoe ben ik op nieuw in myn gevoelen bevestigd, dat, namenlyk, eene allerfynste ligtbeweeglykheid (thans byna onder de deugden geteld, die onze jonge lieden zo behaagt, en aan hun zulke gelukkige Huwlyken voorspelt, als waar van myne Vriendin Renard ook nog al blyft voortdroomen,) meer | |
[pagina 55]
| |
nadeels dan voordeels uitwerkt; meer zwakheid dan reden aanduidt, en meest altoos het niet te ontduiken ongeluk vergroot. Indien ik, by voorbeeld, alle myne gevoeligheid verspild had, om een voordemiddaagsche hoofdpyn van myn Man, en my ziek en mal geweend had over deeze zeer ligte ongesteldheid; wat zoude ik dan nu wel moeten lyden om de droevige omstandigheden, waar in een geliefd Broeder zich zo ongelukkig bevindt? zoude ik nu niet in eene magtelooze droefgeestigheid weg kwynen; en dat zoude dan tedere liefde genoemd worden? Eene schoone tedere liefde, die ons belet het geliefde voorwerp by te staan. Neen, gelyk het belachlyk is, beuzelagtige zaaken met dien ernst te behandelen, die alleen der deugd en den Godsdienst moeten geheiligd zyn, zo oneigen is het ook, dunkt my, over alle kleine toevalligheden zo ontroerd te worden. Dat medelyden, 't welk onze Sex zo wel voegt, ons zo verdienstelyk maakt, moet men binnen de juiste paalen houden, en er niet mede speelen! Zie daar, myn geliefde Broeder is reeds zo vroeg het slagtöffer eener gevoeligheid, die men in hem te veel heeft aangevuurd! Mama vond in die gesteldheid zo veel van zich zelf, dat hy haar nooit zo dierbaar was, dan wanneer zyn geheel hart als wegsmolt, by voorvallen, die my slegts troffen, zonder my weg te voeren. Ik troost my daar mede, dat zulke heevige driften niet lang | |
[pagina 56]
| |
kunnen duuren; en ik hoop, dat hy uit eerzucht zelf zich met bezigheden zal overlaaden. De geheele zaak is voor my vol duisterheid. Hy beschuldigt zich zelf zo streng, en met een zie ik, dunkt my, zo veel reden, om hem niet te verdenken. Zo als ik zeg, alles is duister voor my. Gelooft gy, lieve Vriendin, dat er tusschen Juffrouw Lotje en mynen Broeder eene zo naauwe vriendschap heeft plaats gehad, zonder dat zy eenigzins van aart is veranderd? Zou een Leevend om eene Minnares meer droefheid kunnen uitstaan, dan hy over zyne Vriendin voelt? Heeft hy niets dan zuivere vriendschap voor Lotje gekoesterd? Wat mag dan toch de reden zyn, dat deeze vriendschap in geene tederer uitsluitender neiging is overgegaan? daar hy zulke sterke driften en zulke dringende behoeften heeft, daar hy zo geheel voor het Huwlyk is aangelegd! Ei lieve, breng hier over, uit den schat van uw hart, eens voort oude dingen, ende nieuwe dingen. Myn waarde Ryzig (dat is hy indedaad) meent, dat Willem en Lotje doodlyk op elkander zyn verliefd geweest; dat hy overweegende, aan hoe veele moeilykheden de involging dier drift hem zoude blootstellen, ook met opzicht tot zyne familie, en tot de groote plannen van studie, die hy ontwierp, op dat hy eens figuur zoude maaken in de denkende waereld enz., een kunstje met | |
[pagina 57]
| |
zynen moed heeft willen doen; (Ryzigs uitdrukking!) - dat die pooging zelf zyne grootschheid reeds vleidde; - dat hy in dit oogmerk ondersteund is door de deugdzaame liefde van zyn Lotje, die hem het zuiver genot eener aller byzonderste vriendschap toestond; - dat hy begreep: ‘ik kan, zo myn moed my verlaat, altoos dit waardig Meisje aan my door het Huwlyk verbinden;’ - dat Lotje zyne byzondere vriendschap wel heeft opgemerkt; - dat zy indedaad (zo als zulks natuurlyk is,) die onderscheidingen heeft afgeleid van eene eerlyke Sexenliefde; - dat zy zich eindelyk heeft te leur gesteld gezien; - dat zy haare droefheid daar over ook voor hem heeft gepoogd te verbergen; - maar dat zy in dien stryd bezweeken is; - dat Leevend dit alles nu te laat ontdekt heeft, en zich, als een radeloos mensch, haaren vroegen dood verwyt; - te meer, om dat hy zich beschuldigt, van haare hoop te hebben opgewekt en te lange gevoed. Het komt my voor, dat men, de zaak in dit licht beschouwende, er een taamelyk goede oplossing van zoude kunnen geeven. Het zyn echter gissingen, meer niet. En hoe zouden wy onderneemen durven, om by hem direct te onderzoeken, wat er van is? Hy schynt my nu ook niet in de vereischte geestgesteldheid; en Ryzig meent, dat men hem tyd moet geeven om te be- | |
[pagina 58]
| |
daaren. Hoe gaarn zag ik hem eens; maar daar is nu niet aan te denken. Hy verkiest te Leiden te blyven; laat hem zyn zin doen. Hy kan, zo als de zaaken nu zyn, niet by Mama logeeren; en by ons zoude het in 't oog loopen, om dat wy juist niet in harmonie zyn met de goede Vrouw. Over alles wensch ik uwe gedagten te verneemen. Behoef ik te zeggen, hoe zeer ik ben
Uwe hoogstachtende
a. ryzig. |
|