Historie van den heer Willem Leevend. Deel 4
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 242]
| |
Myn lieve Willem!Zo als ik deezen zoude beginnen, ontfingen wy de droevige tyding u bewust. Zo heeft dan, zeide ik by my zelf, dit allerbeminlykste Meisje eene waereld verlaaten, niet in staat en des niet verwaardigd, om haar te kennen: eene waereld, waar voor zy, zouden onze Vrienden zeggen, maar in 't geheel niet bereekend was. Hoe u dit verlies ter harte gaat, kan ik bezeffen door den rouw, die het my veroorzaakt; en uwe gevoeligheid tot de myne staat wel ligt als het liefderyk hart van Johannes den Euangelist tot dat van een hedendaagsch Apostel der Orthodoxie, als men zyn winkel te na komt! Ik beminde Juffrouw Roulin, en ik heb echter maar weinig uuren met haar in gezelschap geweest, en ben niet zo gevormd om lief te hebben als gy. Hoe bclachlyk zou ik my gedragen, indien ik u, met traanen in myne eigen oogen, verzogt; verlies al wat gy hebt, zyt welgemoed. Neen, myn lieve Brôer, affecteer geene bedaardheid, die niet van uwe handen zal geëischt worden. Beween uw verlies, Ik onder- | |
[pagina 243]
| |
zoek niet eens, of de vriendschap dan of de liefde u traanen doet storten. Beide geloof ik, om dat dit het waarschynlykst is. In lang ben ik zo niet getroffen geweest: ô die Engel! Ik moet u iet op uw gemoed afvraagen: zeg eens, Wim, dagt gy wel, dat ik zo veele wyze woorden agter elkander spreeken konde? Ja, zie, zo gaat het; ik wierd niet geloofd, als ik zeide, dat ik wel ernstig zyn kon; maar ik kan geen langwerpig gezicht zetten om een beuzeling, en zuchten om alle wissewasjes, die my en alle andere menschen-kinderen voor de beenen loopen. Nu wat anders; want ik heb een hoope met u te praaten. Daar zullen welligt lieden zyn, die het voor dwaasheid, voor ongevoeligheid - mooglyk wel voor wreedheid zullen houden, iemand reeds getroffen door het allerbitterste verlies eener lieve Vriendin, nog aan te klampen niet een geheele reeks van onaangenaamheden. Ik echter breng u te binnen, dat gy met een gevaarlyk driemanschap te stryden hebt: met Laster, Kroon-Prins van de Hel, Nyd, Douariere van Monsieur Satan, en Kwaadaartigheid, Princes van den bloede van wylen Zyne Hoogheid. Deeze illustre personages hebben een verbond tegen u gemaakt, om u te ontzetten van de achting en geneegenheid der zulken, die gy om verscheiden betrekkingen hoog waardeert. | |
[pagina 244]
| |
Maar hoe zult gy opkyken, als ik u zeg, dat ik, door Opmerking en Ondervinding, (met wie ik veel intimer was dan gy ooit vermoedde) geleerd hebbe, hoe de kragt van het eene verdriet het andre opweegt - verbryzelt. Kom aan, dat zal ik je eens bewyzen. Myn Bram klaagde eenige dagen van kiespyn, en zat geduurig met zyn zakdoek aan zyn wang; wat wil het geval? Gisteren stoot hy zyn scheen; en dit deed hem zo vergiftig zeer, dat ik hem uit medelyden wel honderd zoentjes - zou gegeeven hebben, maar wy zyn geen van beiden zoenig van aart. Dit is zeker, hy vergat zyn kiespyn zo volkomen, als of hy tand noch kies had overgehouden. Is u dit geval niet ernstig genoeg, laat ik dan zeggen: eene nieuwe kwelling, al is zy minder, verbreekt, juist om dat zy nieuw is, wel eens de kragt van een zeer grievend hartzeer. Ik hoor, dat my een goede som gelds ontroofd is, dit smart my; maar! ik hoor met een, dat zy, die ik geloofde myne Vriendin te zyn, my onwaardig behandelt, na met haare woorden en myn hart gespeeld te hebben. Om het geld denk ik niet eens meer: zo kan ook een aangevuurde toorn het syn sublimaat der stille weemoedigheid, dat te scherper is, naarmaate het ongezien voortwerkt, 't welk zich reeds begint vast te zetten, en ysselyke verwoestingen aanrecht, aantasten, verspreiden, verdeelen, en vervolgens nog weder uitdryven. Beschouw my- | |
[pagina 245]
| |
ne behandeling omtrent u, in dit licht. Ik poog uw hart, gedagten en driften zo veel werks te geeven, dat gy niet weeten zult, waar mede gy best zult beginnen; en het u onmooglyk zyn zal, u op één voorwerp alleen te bepalen. Lees nu voort; word boos, raazend; gooi den Brief verontwaardigd weg; noem my een lelyke haatelyke malloot - zeer goed, dan zal ik hoop grypen op uwe herstelling. Voor eene mymerende ongevoeligheid ducht ik. - Nu kunt gy alle de raadslagen uwer vyanden tot gekheid maaken. Luister dan. Men zegt, dat gy slegte sentimenten hebt, een Vrygeest zyt; dat gy de zalige Overledene gedebaucheerd, en toen verlaaten hebt. Men maakt van Oldenburg alle daag meer op u verbitterd; gy weet, hoe Moeder hem ontziet. Dominé Heftig stookt haare naauwgezetheid aan. Waarlyk, gy zult alle haare tederheid verliezen. Wat er tusschen hun en my is voorgevallen, zult gy niet ligt weeten: ik koom er niet meer. Wilt gy verstandig handelen, schei uit met studeeren, immers voor Dominé. Ei wat, uw talent kan daar niet leggen; gy hebt het tegen wind en ty. Haal de riemen dan binnen. Wilt gy, volstrekt een geleerde worden, studeer in eene andre faculteit. Doch wilt gy my verpligten, kom naar Amsteldam: het huis van uw Broer Ryzig is ook het uwe; hy zal u gaarn met hem associeeren, en heeft er de beste occasie toe. Dan kunnen wy | |
[pagina 246]
| |
eens regt gouwen dagen hebben, en gy kunt alle uwe Nydigers en Bedillers om mostert zenden... Is uw zin geheel van de Negotie, wy zullen u wel wat anders bezorgen, al was het ook een Domheers plaats; want geld maakt alles goed. Dan kunt gy studeeren, en Lid worden van een half duizend Binnen- en Buitenlandsche Maatschappyen en Genootschappen. Wat zoud gy nu te Leiden doen? zoekt gy dan de leevende by de dooden? Ken ik u wel, dan kan uw verblyf in Leiden de naarste gevolgen voor u hebben. Gy zult in eene treurige werkeloosheid wegvallen, waar uit noch Reden noch Vriendschap u zullen kunnen redden. Gy zult wrevelig worden, u zelf en anderen willen ontvlieden, een Menschenhaater worden; en terwyl gy u verbeeld, dat gy u boven alle rampen hebt heen gesteld, en als op uwe vyanden nederziet, zal het verdriet en de wrok zich diep naar binnen vast zetten, en u by de eerste geleegenheid dryven tot daaden, waar voor gy nu met yzing te rug beeft. Laat u dan raaden, myn lieve Broeder; van een spoedig manmoedig besluit hangt alles af. Schryf my rasch, wat gy verkiest; en ik zal myn werktuig aan 't beweegen helpen. Dit zal Mama ook veel genoegen geeven, en al haar geleend misnoegen doen verminderen. By ons kunt gy inwoonen: de oude Juffrouw de Vry stemt volkomen in met den raad, dien ik u geef. Als gy hier zyt, zal ik u meer van haar zeggen. | |
[pagina 247]
| |
Myn Man laat ons beiden portretteeren. Om my te plaagen, zegt hy, dat hy 't myne naar Lavater zal zenden; laat hem begaan, het zal bedroefd op zyn eigen dak waaijen! Wat zal hy op zyn neus kyken, als die groote Phisionomist dit vonnis velt: ‘uit den neus zie ik den aanleg tot iets voortreffelyks; origineel verstand in de kinlade; genie in het voorhoofds been: of, zo als by het beeld van Koornhert, uitroept: ha! dat mag nog eerst een Phisionomie heeten!’ Dan zal Bram deerlyk gefopt zyn; en, als hy my van myne goede zyde beschouwt, niet meer uitroepen: Is dit niet het groote Babilon, dat ik gebouwd hebbe? want Lavater zal hem zeggen, dat dit myn oorspronkelyke aanleg is. Ik zal zyn Portret er byzenden, en het zal zyn: ‘deeze neus kan veel genieten; die scherpe oogblik heb ik nog by geen gemeen Man gezien; zo eene kin, zulk een fyn gevormd oor..... maar - zyne Vrouw.’.... Esfin, ik verheug my al in voorraad. Met liefde en hartlyke deelneeming teekene ik my
Uwe liefhebbende Zuster,
a. ryzig. |
|