Historie van den heer Willem Leevend. Deel 4
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 180]
| |
Myn heer, waarde vriend!Schryf niet toe aan eene onvoegzaame nieuwsgierigheid, dat ik u de volgende regels toeschikke. Het overlyden der waarde Juffrouw Roulin is my ter ooren gekomen. Dit, op zich zelf genoomen, is over in staat, om myne ziel met stille droefheid te vervullen; maar welke bittere inmengzels zouden er bykomen, indien ook maar de minst ongunstige berichten ten uwen opzichte, waar zyn! De boosheid der betichting is byna genoeg, om my alles te doen verwerpen, wat my op dit stuk verhaald wordt. Stel my echter in staat, om u met kragt en ernst, ‘waar dat te pas komt,’ te verdeedigen. Is de lieve, de deugdzaame, de verstandige Juffrouw Roulin, door u, tot eene zwakheid vervallen, die zy met den dood heeft moeten bekoopen? Eenvoudig: Is zy Moeder geworden? Waar is het ongelukkig kind? Leeft het, of rust het by zyne Moeder? Meer onderzoek ik thans niet. Is dit zo, dan - maar ik spaar u voor tegenwoordig: ik moet u, dit is billyk, eerst hooren. Ik veroordeel niet, daar ik nuttig zoude | |
[pagina 181]
| |
kunnen zyn. Ach, Leevend, kunt gy een laaghartig verleider van een Meisje zyn, dat u vuurig moet beminnen, indien zy gestruikeld heeft? Ik laake uw bedryf, en dat naar maate gy schuldig zyn moogt. Maar zo gy oorzaak van haaren vroegen dood zyt.... Myne Moeder weet, dat ik dit schryf. Zend my uw antwoord. - Altoos wensch ik te zyn,
Uwe Vriendin,
j. veldenaar. |
|