Historie van den heer Willem Leevend. Deel 4
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 178]
| |
Waarde vriendin!Myn hand beeft, zo ontroerd ben ik. Lotje Roulin is overleeden. De doodsbrief is reeds eergisteren hier. Ryzig had hem geborgen. Hoe veel eer doet hy aan myn hart! Ja, alle myne blygeestigheid is niet bestand voor zo eene tyding. Ik ben bedroefd, en verheugd beide, om dat ik haar gezien heb...... ô Zo een Engel! ...... Maar myn arme Willem! hy zal desperaat zyn. Konde ik eens overvliegen! maar ik mag niet; ik weet zelf, dat ik my, en dit is 't nog niet al, maar myn kind zoude exponeeren aan gevaarlyke toevallen. Zo hy zich iets te verwyten hebbe, dan zal de aarde geen ongelukkiger schepzel dan hem draagen. ô Liefde, gevaarlykste aller driften! Gy vergiftigt de hoofdbronnen van ons tydelyk geluk! Wat ben ik in myn aise, dat ik haar niet dan slegts van aanzien ken. Hoe zegt onze Fontenelle? | |
[pagina 179]
| |
Een teder hart moet nooit beminnen,
Indien het zyne rust bemint.
Dit weinige om u iets te berichten, dat my zo gevoelig treft. - Bram groet u hartlyk, en ik ben altoos
Uwe Vriendin,
a. ryzig. |
|