Historie van den heer Willem Leevend. Deel 4
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 145]
| |
Waarde broeder!Myn Zusterlyk woord zal zeker uw Vrymetselaars woord opweegen? Nu, op dat woord dan, verzeeker ik u, dat ik wel om zes Levites, en zo veele Sakken er by, wensch, dat gy reeds frisch en wel behouden te rug waart; en dat wel om zes zeer gewigtige redenen. Drie daar van zal ik u zeggen: Zusterlyke liefde, Meisjesagtige nieuwsgierigheid, en om dat dan de Heer Renting hier met meer welvoeglykheid zoude kunnen verkeeren. Overtuigd, dat gy het toch wel met my meent, ga ik u het volgende mededeelen. Den Heer Renting beschouw ik als een braaf beminlyk Man; zyne vriendschap is my niet onverschillig; maar zyne liefde valt my lastig, om dat ik daar aan nimmer zal beantwoorden. Ik estimeer hem zo hoog, dat ik, zo rasch dit geschieden konde, gezegd heb, hoe ik hier over denk: men gelooft in 't algemeen, dat ik met hem trouwen zal: dit spyt my; want zulke praatjes zyn nooit heel gevallig voor een Meisje, dat wel denkt. Spaar des voortaan alle moeite: de Heer | |
[pagina 146]
| |
Renting zal nooit myn Man worden. Dat ik aan den Heer Leevend niet zo denk, als men, vrees ik, vermoedt, betuig ik u. Ik heb hier toe veele en zeer ernstige redenen; die ik uit nog andren dan de verpligting aan mynen waarden Vader afleide. Maar ik zal of behoef niet te ontveinzen, dat ik in hem belang blyf neemen. Wel, hoe laag ware het anders van my, die hy zeker nooit beledigd heeft! Dat er tusschen Juffrouw Roulin en hem iets moet voorgevallen zyn, stel ik vast. Dat zy thans zeer ellendig is, en aan de teering weg sterft, weet ik, helaas! maar niet, wat de oorzaak daar van is. En het komt my ysselyk voor, daar van den schuld te geeven aan den Heer Leevend. Wat zyne Vrygeestige gevoelens betreft, daar aan heb ik geen kennis, dan by geruchten; maar weet des te zekerder, dat Professor Maatig zeer over hem voldaan is. Hebt gy, die zo veel in zyn nadeel hoort, niets ten zynen voordeele gehoord? De twee getuigen tegen hem maaken hun getuigenis zeer verdagt. Goudenstein, weet gy, is een schurk; en indien Jambres zo verbeest is, als gy zegt, wat gewigt kunt gy dan aan zyn getuigenis geeven? Leevend is gevoelig, is erkentlyk. Jambres heeft hem veel geleerd, veel dienst als Student gedaan; maar of Leevend niet meer met dankbaarheid, dan wel met vriendschap omtrent hem verkeerde, zult gy zeker weeten; ik giste alleen, | |
[pagina 147]
| |
dat het zo moest zyn, zo dra ik Jambres gezien had. Kunnen dit geene Brieven zyn, door Leevend geschreeven, toen Jambres nog een redelyk mensch was? Kunt gy door het adres over den inhoud dier Brieven oordeelen? Dit zou zeer scherpzigtig zyn. Ik kan het niet helpen, Pauw, maar daar denk ik alweer om dien Franschen Waterkyker, die den loop der rivieren door eenen bovengrond van honderd voeten (zo als hy vertelde,) zien kon. Gy moet schrikkelyk tegen Willem zyn ingenoomen, om zo maar alles tegen hem opteraapen, wat de laster u voorwerpt. Het spyt my, dat gy aan hem geschreeven hebt. Pauwtje, (zoude Tante Chrisje zeggen:) gy klaautert zo gaarn op Ebal! Doet uwe zucht tot deugd u niet wel eens iets vaststellen, dat gy had behooren te onderzoeken? Ik vrees, dat gy aan uwen Vriend, die grootsch en gevoelig is, zo zult geschreeven hebben, dat hy zich zal ontslagen achten, om zich by u te verdeedigen! Is dit ook alles zyn schuld? Dit zal hy te minder doen, om dat zyn eigen grootmoedigheid hem zegt: aldus zoud gy omtrent eenen Vriend niet handelen. Verdenk my niet! waarlyk, myn lieve Pauwtje, men heeft helaas! niet dikwyls reden om te zeggen: Ik dank u, ô Heere, dat ik niet ben als deeze Tollenaar. Gy weet ook wel, dat onze zedelykheid verbaasd veel afhangt van de omstandigheden, waar | |
[pagina 148]
| |
in wy geplaatst worden. Hoe veelen vallen eens in hunne onërvaaren jeugd, voor zy nog weeten, wat deugd of ondeugd eigenlyk beteekent; en te min verbaazend is dit, als zy aan den steilen bebloemden rand eens afgronds wandelen. Hoe veelen hebben er hun ongeluk grootlyks aan de omstandigheden te wyten! Hoe veelen hebben gestreeden - ten bloede toe - hebben meermaal overwonnen, doch zyn eenmaal bezweeken! Wy kunnen, uit de uitkomsten, de oogmerken niet altoos beöordeelen. Wy kunnen immers, zo wy niet op de proef geweest zyn, niet zeggen: dit zoude ik niet, en niet alzo gedaan hebben. Wy hebben hier gelogeerd gehad myn Heer Everards en zyne Vrouw, Juffrouw Renard van zich zelf, zy is Mama's lieveling; kan ik iets zeggen, wat haar meer by u zoude doen kennen? Vaar wel, lieve Broêr! deeze is te ernstig, om er eenige schertzery in te voegen: het is ook eene vaste waarheid, dat ik ben
Uwe geneegene Zuster,
c. helder. |
|