Historie van den heer Willem Leevend. Deel 4
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
Dierbaare vriend!Uwe beide Brieven las ik met die zagte ontroering, welke de erkentenis en eene goedkeurende verwondering vergezelt, indien zy, die men verpligt, wel denkt: ik zal die by myne waardste kleinodien, by de Brieven myner Vriendin Veldenaar, zorgvuldig bewaaren. Indien ik niet wist, met welk een eerlyk Man ik te doen had, ik zoude vermoeden, of gy, door dus te schryven, myn hart van zekere zwakke zyde had poogen te winnen: voor zulke blyken van edelmoedigheid is het niet zeer bestand. Maar nu, zoude ik my zelf berispen, zo ik in staat ware, u daar van te verdenken: het zoude echter, dit beken ik, geen ongeestig of onëerlyk middel zyn. Ik glimlach, terwyl ik dit doordenk; en men moet mooglyk uwe naauwgezetheid, en tevens uwe oprechte liefde hebben, om er geene proef mede te willen neemen. Wel, myn waarde Renting, zoude het u zo smartlyk vallen, myne conversatie te moeten my- | |
[pagina 60]
| |
den; dan kan ik daar niet op aandringen. Bezoek ons; met vermaak zal ik u zien. Ik ben er over heen. Neen, ik geef myn Vriend niet op aan de kwaadaartige aanmerkingen der geenen, die my uwe onderscheiding benyden. Evenwel, vlei u niet; ik ontfang u alleen als een Vriend; om dat ik u niet als myn Broeder kan ontfangen. Maak u echter, (want dit zult gy toch eenmaal moeten doen) myn afstand niet al te moeilyk. Ware ik daar van verzeekerd, ik zoude veel vryer, veel onägterhoudender met u omgaan: want buiten het gezelschap van mynen Vader, ken ik geene aangenaamer (met uwe Sex, meen ik) verkeering, dan de uwe. Gy weet, dat ik het hart wel genoeg geplaatst hebbe, om u dit te durven zeggen? Konde ik uwe liefde beantwoorden, dan zoude ik met zulk een eerlyk aangenaam Man gelukkig kunnen zyn, en dewyl ik zeer ernstig denk over het Huwlyk, zo zal de Man, dien ik eens zal kunnen verkiesen, zo veel deel in myne achting moeten hebben, als gy, myn braave Renting. Ik zal, even zo weinig als gy, ooit beminnen, daar ik niet kan hoogächten. Uw Brief aan mynen waarden Vader is een zo sterk bewys van uw gezond oordeel, als van de goedheid van uw hart, en van uwe | |
[pagina 61]
| |
zedelyke zeer wel gevestigde liefde. Ik zal over de wys, waaröp ik u beschouw, hier niets meer byvoegen: gy zelf hebt my verdeedigd. Wat er ook gebeuren moge, aan u zal ik nooit de onäangenaame gevolgen wyten: gy zyt er niet schuldig aan; zo ten minste uwe liefde zo vry is als de myne. Ik heb aan myne tedergeliefde Moeder uwe Brieven voorgeleezen. Zy bedankt u voor het vertrouwen, waar mede gy ons verëert: uw Brief aan mynen geëerden Vader was haar niet geheel onbekend. Zy bemint u, om uwe edele, bedaarde manier van denken; en heeft my zeer lange ten uwen voordeele onderhouden: ik geloof echter, dat zy met uwe en myne wys van denken, over de vryheid van het hart, te veel instemt, om my zeer kwalyk te duiden, dat ik u niet kan beminnen. Indien ik, myn waarde Renting, ooit van staat verander, dan zult gy moeten toestaan, dat ik u aan geen onwaardigen opöffer: zo eene in myne eigene oogen my vernederende zwakheid zal ik nooit begaan. De liefde zal myne reden, myne pligten nooit doen zwygen. Geen Lichtmis, geen Man van slegte beginzels, zal het immer in zyne magt krygen, my als zyne Vrouw ongelukkig en veracht te maaken. Dien hoon zal ik myne Sex | |
[pagina 62]
| |
niet doen. Myne Mama heeft deezen dus verre met goedkeuring geleezen; en dit zal zeker niet verminderen, als ik haar toon, dat ik my met vriendelyke gevoelens en achting teekene
Uwe opregte Vriendin,
c. helder. |
|