Historie van den heer Willem Leevend. Deel 4
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| |
Lieve zuster!Waarom hebt gy zo lang de beste zyde van uw hart voor my verborgen? By my waagde gy immers niets? Denkende ernst en waare tederheid zyn in myn oog de beminlykste hoedanigheden uwer Sex. Gy kunt niet gelooven, hoe gaarn ik ernst in eene Vrouw zie; mits dezelve wel bestuurd wordt, en in eene bevallige zagtaartigheid omwonden is. Eene ongevoelige Vrouw is een gedrocht; nog veel afschuwlyker dan een ongevoelig Man: trouwens, alle gebreken ontsieren het eigenaartig karakter der Sex oneindig meer, dan zy het onze verlelyken. Eene Vrouw, die met een ingebeeld ongeloof pronkt; die spot met het aanstaande; die zich schaamt by een ongelukkig voorval eene traan te storten; die de kloppingen van haar hart ontkent; zie ik met eene huiverende verontwaardiging. Het ongeloof is voor den zagten inborst der Vrouwen niet bereekend; het is een daar vreemd gewas: ik voor my bevat veel klaarder, dat zeer gemoedelyke Vrouwen wel een weinigje kun- | |
[pagina 43]
| |
nen overhellen tot dat soort van dweepery, 't welk op haare Sexe zo gemakkelyk hechten wil. Hoe hebt gy my aan u verbonden, door het teder deel, dat gy in myne Lotje neemt! Gy zaagt haar toen, toen haare schoone ziel nog in een, hoewel teder, echter gezond gelaat doorblonk. Nu, zoud gy haar niet kennen. Zy verdwynt als 't ware! Zy is byna geheel geest, met een dun floers omkleed! Ik bemin nu een Engel, en zo drifteloos, als men eenen Engel moet beminnen. Het schynt echter, dat zy iets beter is. ô Die geduurige afwisseling van hoop en vrees! Waarde Zuster, wat lyde ik daar door in het allergevoeligst myner ziel! Zulke slingeringen beneemen my alle vastheid van geest, en die heb ik echter noodiger dan ooit. De Brief, dien Mama my gezonden heeft, heb ik nog niet beantwoord. Als myne Lotje zo heel erg is, kan ik nergens aan denken dan aan haar. Dan is in zekeren zin de geheele waereld niet voor my aanweezig. Dan bekruipt my eene my geheel vreemde onverschilligheid, voor alles, waaröp zy geene betrekking heeft: Zagte troost, wyze vermaanigen zouden my dan meer nuts doen, dan verwytingen en bedreigingen. Het is my leed, dat gy om my met Mama in eenig verschil zyt. Onthuts u niet. Laat er geene verwydering plaats grypen. Ik zal van daag haaren Brief beantwoorden, en van Oldenburg niet spaaren. Ik vrees | |
[pagina 44]
| |
maar, dat onze lieve Mama, na alles aan haare huisselyke rust te hebben opgeöfferd, die rust minder dan ooit zal genieten. Hy is een eigenzinnig laaghartig Man, die baldaadig wordt, naar maate men hem vreest. Laat my met hem maar eens aan den dans raaken. Nogmaals, verëer hem niet met uwe tegenspraak. Hy is uwe aartige Satirique zetten onwaardig: en ik vertrouw, dat moeilykheden u thans nadeelig zyn kunnen. Spaar voor al Dominé Heftig; hy is een braaf Man, en dwaalt (zo als men dat noemt) ter goeder trouw; hoewel hy my reden geeft, om my over hem zeer te beklaagen: doch dit alles zal wel te regt komen. Ik heb geene slegte gevoelens; dit zal, hoop ik, de tyd eens klaar doen zien. Maar ik wil u met zulke Metafisische verschillen het hoofd niet breeken. Groet myn geëerden Broeder, uw lieven Ryzig, die u tot dien zedelyken rang verheft, waar gy toe gevormd waart. Ik omhels u en noem my
Uw liefhebbenden Broeder,
w. leevend. |
|