Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 328]
| |
Geliefde vriendin!Als men zelf overtuigd is van de goedheid eener vermaanende raadgeeving, dan kan het niet anders zyn, of de opvolging daar van behaagt ons. Gy, myne heele lieve, zult my nog eens bedanken voor de kleine onaangenaamheid, die ik u veroorzaak. Gy acht my te hoog, om my te durven vleijen; uwe oprechtheid is niet te overtreffen: waaräan moet ik dan toeschryven, dat gy my zo zeer verheft? Aan die alles overmeesterende geneegenheid, die gy voor my gevoelt! Zy maakt u dus eenzydig; hier uit zie ik, dat zy wat te veel veld wint op uwe reden; indien gy myne waardy naar haare koele overleggingen dus bepaald had, ik zoude over uwen lof meer vergenoegd zyn. Gy hebt gelyk; groot is het getal onzer Beuzelaarsters. Zo gy my met haar vergelykt, moet ik er met glansch doorkomen. Maar waarom zyn de meeste jonge Dames van uwen rang en middelen, zo als wy haar vinden? Men schynt in de Opvoeding geen ander doeleinde te hebben, dan de verkryging van zulke dingen, die alleen het be- | |
[pagina 329]
| |
vallig bywerk eener goede Opvoeding behoorden te zyn. Wat doet het my dikwyls leed, als ik zie, welk eene groote hoeveelheid gezond verstand er verwaarlo st, verkwansselt, verkwist wordt! Eene jonge Dame, die het thans zo in de Mode zynde Schaakspel kan leeren, die fyn Omberen kan, zoude zeker in staat zyn, om iets weezenlyks te bevatten, en kunnen geleid worden tot de beoefeningen van zulke zaaken, die haar nu niet behaagen, om dat die haar te vreemd voorkomen: niet om dat die of droog, of voor de Sex ongeschikt zyn. De Opvoeding vormt den mensch: men leert alles, - men leert zelf moed: mits men in staat zy om de kinderen, die men wél kent, maar wél te leiden, zal de Opvoeding altoos haar doelwit bereiken. Het valt onze Kinderen zo moeilyk eene slegte houding aanteneemen, of de voetjes binnenwaards te zeten, als het andren valt dit te vermyden. Alles hangt af van de eerste rigting, en onze zagtmoedige oplettendheid, aangedrongen door een goed voorbeeld. Onze Kinderen zyn nergens bang voor. Van de dood hebben zy geen denkbeeld. Wy zeggen hun, dat als zy wild en woest zyn, en dan vallen, dat zy zich breeken zullen; iets, dat zy zeer wél begrypen kunnen. Sterven is des by hun breeken: dit denkbeeld doet hen voorzigtig zyn, en geeft geen akelige nagedagten; iets, daar men hun niet genoeg voor kan | |
[pagina 330]
| |
bewaaren. Alle gezonde Kinderen, die veel loopen en springen, zyn graag; maar een stuk welgebakken brood smaakt hun zo lekker als de ongezondste snoepery. Ik redeneer van het kleindere tot het grootere; en ik voorzie, dat geen der agt Kinderen van Dominé Veldenaar een beuzelagtig karakter hebben zal. Zy zullen gebreken hebben, en dat wel zeer verschillende; maar, indien zy allen eenen vasten geest, een gezond oordeel, niet overscheenen door te veel vernuft, behouden, dan zullen die gebreken niet in heblykheden, veel minder in ondeugden ontäarten. Niets is eenvoudiger dan de wys, naar welke wy onze Kinderen opvoeden, en naar welke Hendrik, Jan, en ik zyn opgevoed. Wy praaten veel met hen; wy laaten hen veel praaten, en dat zonder dat wy er naar schynen te luisteren. Wy leiden, genoegzaam machinaal, hunnen aandagt; dit alles vordert eenige oplettendheid, maar die is ons zelf voordeelig; want hy doet ons onze denkbeelden uit elkander neemen, ontbinden, in het helderste licht plaatzen. Genoeg. Ik schryf, weet gy, zo gaarn over Kinderen! laat dit my excuseeren. Nu ga ik uwen Brief wat omstandiger beantwoorden. Myne lieve Helder, wees toch op uw hoede tegen dat conditioneel behagen! Het kykt wel op twintig plaatzen van uwen Brief vry stoutmoedig uit! ‘Gy hoort niet van Willem, - dan zult | |
[pagina 331]
| |
gy ten minsten zyn naam eens hooren noemen.’ Waar blyft nu uwe grootsheid? Kunt gy zo veel aandagt hebben voor iemand, die geenen voor u heeft? ‘Wy kunnen, helaas! op onze vriendschap voor hem niet roemen.’ Ik beklaag intusschen uw Vriend Renting: want, dewyl hy zelf niet eens weet, dat gy voor zekeren stouten jongen, dien hy niet eens kent, een conditioneel behagen hebt, zo is het natuurlyk, dat de hoop hem in staat stelt, om uwe geneegenheid werkzaam af te wagten. Maar, myn Engellief, zult gy in staat zyn, om uwen waarden Vader eens eindelyk ongehoorzaam te worden? kan het gevoelig hart myner Chrisie ook slegts het denkbeeld van zyn ongenoegen dragen? En wat zal het einde zyn? Leevend kan nooit uw Man worden. Hier tegen komt nu ook de pligt by hem op. Wees wyzer, Chrisje. Volg uwe reden. Uw hart kan niets tegen zo een Man inbrengen..... Ik durf van u iets meer wagten dan van eene andere; om dat uw gezond oordeel het met my eens, en uw behagen nogmaal conditioneel is. Voor ik deezen sluit, moet ik er nog het volgende byvoegen. Hier toe houde ik my verpligt. Jonge ryke Dames hooren zeer zelden onaangenaame waarheden. Gy zyt echter niet onkundig, dat gy by veelen voor coquet doorgaat? Ik weet, dat gy het niet zyt; om dat uw hart wel geplaatst en - gevoelig is: Gy kunt des onmooglyk be- | |
[pagina 332]
| |
driegen, en oprechte liefde, eerst door u aangewakkerd, te leur stellen; dit is evenwel coquettery; indien ik in staat ben te oordeelen over iet, dat my zo ten vollen vreemd is. Ik beken echter, dat gy van die neiging, voor het uiterlyke, wel eenige zweem hebt. Toen ik u nog niet in uw eigen aart kende, toen konde ik zo gerust uwe party niet neemen als nu, nu ik gerust ben, dat gy, waarlyk, niet coquet zyt. Indien gy echter aan den Heer Renting, by eene voegzaame geleegenheid, niet zegt, dat uw hart niet vry is; handelt gy dan wel zo edelaartig, als men van eene Juffrouw Helder verwagten moet? Gelooft gy dan, dat er in die belydenis iets vernederends voor u ligt? Zo al, dan moet dit ontstaan of uit de keuze, die gy doet, of uit die geneegenheid zelf. In de liefde zelf is niets dergelyks; en zo Leevend uwe liefde waardig is, waarom zoud gy daar voor Renting dan zo een diep geheim van maaken? Het volgende nog, en dan geef ik myne Chrisje over aan haar eigene stille en bedagtzaame overdenkingen. Indien gy op deezen gemeenzaamen trant blyft verkeeren met den Heer Renting, overäl met hem gezien wordt, en er geen Huwlyk op volgt, dan zal de waereld zeggen: ‘zie daar, nu is het niet te ontkennen, Juffrouw Helder is coquet. Zy heeft, op eene vriendelyke wyze, met Renting verkeerd; zy wist, wat zyn oogmerk was; haare Ouders zouden dit huwlyk gaarn | |
[pagina 333]
| |
gezien hebben; maar, nu hy wel dra hoopte gelukkig te zyn, wykt zy af, onder de beuzelagtigste voorwendzels; en behandelt een braaf ordentelyk Man als een mallen jongen, of nog erger. Zy is des, in weerwil van haar verstand en goede hoedanigheden, eene gerafineerde Coquette.’ Gy hebt, myne Vriendin, ook iets zéér imposant in uw voorkomen; dit maakt, dat men u voor ondraaglyk trotsch houdt. Gy zyt het niet; ik, myne Helder, weet het; maar zoud gy dit niet een weinigje kunnen verzagten? Gy kunt onweerstaanbaar beminnelyk zyn! Alle harten zouden u, zo zy durfden, beminnen. Omtrent my zyt gy altoos de zelfde... Lieve Chrisje, zyt gy het wel tegen allen? Kan ik u grooter bewys geeven van myne hartelyke vriendschap, dan door u van myne oprechtheid te overtuigen? Ik ben, onveranderlyk, myne lieve Helders
Eigene
c. veldenaar. |
|