Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 320]
| |
Mejuffrouw!De gewaarwordingen, waar mede ik uwen lieven Brief lees, zyn zo vreemd: wat is dat toch, dat my eene nooit gevoelde, allerzagtste, allerstreelendste aandoening veroorzaakt?.. Is dit vriendschap - Vrouwelyke vriendschap, waar van de waarde Mevrouw van Oldenburg wel eens spreekt? Ik ben u daar zeer dankbaar voor. Gy, Mejuffrouw, zyt my vóórgekomen. Myn eerste bezoek te Rotterdam zoude ongetwyfeld by u geweest zyn. Had ik maar iets weeten uit te denken, om u over te schryven, ik had voor lange getoond, dat Mejuffrouw Helder wel in persoon, niet in karakter by my onbekend ware; en dat ik wonder wel geschikt ben om te beminnen dat, het geen boven my in zedelyke uitmuntenheid verheeven is; en hiertoe is elk waarlyk niet bekwaam. Myn schroomagtige aart weerhield my; ik durfde op myne weinige, zeer verwaarloosde, bekwaamheden niet af. Thans zie ik my op de aangenaamste wys verrascht, door den inneemenden brief, dien | |
[pagina 321]
| |
gy my hebt gezonden, en my onbegrypelyk veel waardig is. Ik zal dan ook eens eene Vriendin hebben; en die Vriendin is niemand anders dan de lieve Chrisje Helder! vergeef ook in my die gemeenzaamheid: zy is zeer bestaanbaar met de wel gegrondste achting. Myn hart was my daar te sterk. Wel dan nog een maal, lieve Chrisje Helder! Het vleit my ongemeen, dat myn waarde Everards zo zeer in uwe goede gedagten deelt. Ik weet wél, dat hy myne geneegenheid waardig is; maar ik stel zo veel prys op uwe wys van denken, dat deeze uwe verzekering my niet weinig verheugt. De welgeleide liefde van een braaf Man doet ons ongetwyfeld eer aan; ik behoef voor eene Dame, die zo wel denkt, niet te verheelen, dat ik, met genoegen, daar aan beantwoorde. Zeer aangenaame Tooneelen zie ik te gemoet, als ik de Vrouw zyn zal van mynen geliefden Everards. Onmooglyk kunt gy zo zeer verlangen, om personeel met my bekend te zyn, als ik daar naar verlang. Gy, Mejuffrouw, hebt eene Vriendin, wier fraai karakter my niet onbekend is! Ik heb slegts goede bekenden. De jonge Mevrouw Ryzig en ik zouden Vriendinnen hebben kunnen worden, indien onze geaartheden en manier van denken niet zo verbaasd veel uit elkander liepen; want wy zyn elkander zeer geneegen en onoprechtheid bevlekt noch haar noch myn karakter. Verder konden | |
[pagina 322]
| |
wy het nooit brengen. Mevrouw Ryzig heeft eigenlyk geene Vriendin noodig, en ik leefde veel te gedagtenloos, om te bezeffen, dat ik voor vriendschap niet ongeschikt ware. Zie hier het Vaers, 't welke gy verlangt te leezen. Het is ongetwyfeld van den Heer Leevend: ik meen echter, dat hy niet schroomt, om voor den maaker daar van bekend te zyn. - Evenwel, ik zal voldoen aan uwe bevelen; ik zende het u des in deezen gezegeld. Gy, Mejuffrouw, zult zeker niet geheel onkundig zyn van de ongunstige geruchten, die er van hem gaan. Ik weet niet, hoe gy over hem denkt, maar ik vertrouw hem wel genoeg te kennen, om u te durven verzeekeren, dat hy zich onmooglyk slegt kan gedragen. Van Kettery heb ik geen verstand; dit artikel laat ik, zo als het is; maar dat hy een zeer braaf, zeer beminlyk meisje ongelukkig gemaakt heeft - dat geloof ik nooit: wel, dat deeze jonge lieden, indien men niet stemmen zal in een huwelyk, elkander niet hadden moeten leeren kennen; en dat hy, indien zy onvoorzigtig geweest is, haar alle vergoeding doen zal; zo als billyk is. Ik ben, met hoogachting
Uwe Vriendin en Dienaresse,
p. renard. |
|