Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 299]
| |
Myn heer!Ik ben zo volkomen wél te vreden met den titel, dien gy my geeft, dat ik die alleen kan verlangen te verwisselen met die van Vriendin. Ik zoude het zeer kinderagtig vinden, dit te ontkennen. Uwe vriendschap is my veel waardig. Myne achting is door uwen ernstigen Brief zeer voor u toegenoomen: ik las dien met veel meer welgevallen dan alles, wat gy my galants of geestigs zoud hebben kunnen schryven. Juist zulk een denkbeeld had ik my van uwe denkwyze gevormd; uw karakter daar toe ten grondslag leggende. Uwe eerlyke zeden en uw goed oordeel konden my niet misleiden. Dewyl echter myn oogmerk niet is, om my met uwe familie nader te engageeren, zal het niet noodig zyn, my over die verdeeldheden uit te laaten. Het oogmerk, dat gy hebt in uwe bezoeken, kan my des niet behaagen. Nogmaals; zie my niet op dien voet; ik durf wel zeggen, dat uwe hoop geheel ongegrond is. Uwe vriendschap doet | |
[pagina 300]
| |
my eere aan; zeer gaarn zal ik die behouden, maar gevoelens van eenen tederer aart kan ik niet beantwoorden. Kwel u des niet vergeefsch! Zo gy my bemint, wees dan te edelmoedig, om u te bedienen van die voorkeuze, die myn waardige Vader omtrent u gemaakt heeft: gy zoud zo wel u zelf als my in veele onaangenaamheden wikkelen. Gis wat gy wilt; dit kan ik u niet beletten: maar het staat aan u, om my te doen blyven
Uwe oprechte Vriendin,
c. helder. |
|