Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 295]
| |
Mejuffrouw!Mogt myne pen myn hart gehoorzaamen, gy zoud zeker een geheel ander woord geplaatst vinden aan het hoofd eens Briefs, dien ik my de eere geeve van aan u te schryven. Maar ik mag zo luid niet denken! De hoop luistert my echter in.... Ach, gy weet wel, wat zy my kan inluisteren, als ik my met haar over de beminde van myn hart onderhoude. Onbegrypelyk veel kost het my, u thans niet over myne liefde te mogen spreeken: gy hebt het my ontzegd: gy zult gehoorzaamd worden. ‘Geene Elegiën, niets in den styl der verliefden.’ Nog maar één woord, myne waardste! Voor ik op reis ging, had uwe opluikende schoonheid my dermaate bekoord, dat uw bevallig beeld altoos in myne verbeelding geschetst bleef. Na eene driejaarige uitlandigheid wedergekeerd zynde, leerde ik door uwen personeelen ommegang verdiensten en begaafdheden kennen, die myn hart oneindig meer verbinden, en het my onmooglyk maaken, immer aan eene andere Vrouw te denken. | |
[pagina 296]
| |
Ik twyfel zeer, of men my by Mevrouw Helder niet eenen zeer kwaaden trek gespeeld hebbe: eenige woorden, die verstandige Vrouw ontglipt, doen my dit bykans zeker gelooven. Het is billyk, dat ik my aan u leer kennen, zo als ik waarlyk ben. Geene Dame van uwe gezonde begrippen kan achting hebben voor een Man, die in staat is om iets, waar voor alle verstandige, alle denkende menschen eerbied hebben, met kleinachting te beschouwen, voor den Godsdienst van Jezus. De verdeeldheden onzer familie, de karakters myner Ouders, zyn u bekend. Ik eer, en bemin myne waardige Moeder, maar berust geenzins in haare godsdienstige gevoelens; ik kan die noch billyken, noch volgen. Vreemd gaat het by ons toe. Myne eene Zuster houdt salet in de zydkamer, met al dien zweem van ydelheid, die zulke gezelschappen onderscheidt: men heeft verscheiden speeltafeltjes noodig, om de partyen te plaatzen. Myne twee oudste Zusters ontfangen de Vrienden in Mama's kamer, en de knegt presenteert, na het thee drinken, op een zilver schenkblad, ettelyke keurlyk ingebonden klein Octavo Bybels; met dit compliment: ‘Gelieven de Juffrouwen ook gediend te zyn van het woord?’ Piet, myn oudste Broer, is een geestige stekelagtige Jongen; hy heeft juist verstand genoeg, om het belachelyke spoedig te zien; maar ik twyfel, of hy wel genoeg dóórdenkt, om het weezenlyke van de toevalligheden | |
[pagina 297]
| |
te onderscheiden. Hy is niet onder de lievelingen zyner Zusters. Myn karakter is min spottend, meer bedagtzaam; maar even daarom houdt men my voor nog veel genadenloozer; ik ben eigenlyk de Naturalist. Een allergevaarlykst mensch! Het is waar, Mejuffrouw, dat ik, ten uitersten bigot zynde opgevoed, wel eens dagt, dat alles Dweepery was; maar toen myne reden sterk genoeg wierd, onderzogt ik, wat er van de zaak in verschil ware? Alle gezag baart by my argwaan. Op myne reis zag ik overäl Bygeloof en Bedrog, Magt en Onderdrukking. De naare denkbeelden, die men myn teder gemoed van mynen God had ingewrongen, vloogen my in 't aangezicht, by elke weldaad, die ik, of zelf ontfing, of genoot in het geluk myner medeschepzelen. Laat men hier tegen argueeren; het is echter zeker, dat ons hart zich niet dan door de tusschenkomst der zinnen hecht aan het geen buiten ons is. Hoe zullen wy ons den Eeuwigen Geest voorstellen? Poog ik my tot Hem optehesfen, ik weet niet, waar ik my bevinde; ik zie geene overeenkomst tusschen den Onëindigen en my zelf! myne gewaarwordingen staan stil: my dunkt, dat ik vernietigd worde!.... Ik zag echter het onuitspreeklyk gewigt der zaak al te wél, om niet door te willen denken. Myn Vriend Everards heeft my zeer veel dienst beweezen, ook met het verbeteren en schikken myner | |
[pagina 298]
| |
denkbeelden. Ik zogt de Historie van den Godsdienst in zyne bronnen. Dáár vond ik alle kenmerken van waarheid, die een bedaard onderzoek voldoen kunnen; terwyl ik my zorgvuldig afhield van alle Schoolsche leerstellingen en Godgeleerde verschillen. Een zeer prysselyke yver, om by u, myne waardste, om by de uitmuntende Mevrouw Helder bekend te zyn, zo als ik indedaad ben, heeft my aangezet, om u in deezer voege te schryven. Wat dunkt u, heb ik aan de Voorwaarde niet al taamlyk wel voldaan, die gy, toen ik verzogt om u eens te mogen schryven, van my vorderde? Zou aan iemand, die u bemint, zo als ik u bemin, iets te moeilyk zyn, indien uwe goedkeuringe het loon zyn zoude? Onuitspreekelyk verlang ik, om u weder in Rotterdam te zien! Groet, bid ik u, met byzondere achting uwe geliefde Veldenaar. - Mogt ik my mogen onderschryven
Geheel den Uwen!
j. renting. |
|