Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 232]
| |
Lieve zuster!Van harten wensch ik u geluk met den Man, die gebooren schynt, om u tot eene zeer goede redelyke Vrouw te verhanselen. Gy zyt juist niet veel te raaden; anders zoude ik u zeggen: geef den kamp maar gewonnen. Gy zult nu nog misschien eerlyke voorwaarden kunnen bedingen; gy zult u toch vroeg of laat op genade moeten overgeeven. Gy hebt met geen loozen vreesagtigen Mazarin te doen; maar met eenen moedigen kloekzinnigen Richelieu. Hy zal wel een dyk om Rochelle durven slaan.... Maar hoe hang ik den Historicus zo uit? Gy zult niets beter doen kunnen, dan hem tot uwen magtigen Bondgenoot te neemen; want met de Koninginne Moeder zal ook nog wel eens eene schermutzeling voorvallen; en dan zult gy u byzonder wel bevinden by uw Bondgenootschap met den Vorst van zyn huis. De verliefdheid van uwe Nigt Hexameter is ze- | |
[pagina 233]
| |
ker eene Proeve van eigenvinding? Het lief schaap heeft zo veel met Apollo uitstaan, dat zy zich zeker met een Student in de Theologie niet zal bemoeijen. Ach ja, groet het kind hartlyk voor my, en zeg, dat ik nog redelyk gezond ben... Maar daar zal zeker niets aan zyn. Zal Chrisje trouwen met den Heer Renting? Nooit! Dan moest er geen Majoor Veldenaar zyn, of Chrisje een zeer volage karakter hebben; en dat heeft zy niet. Renting komt te laat; en myn Heer Helder zal zeeker de geneegenheid zyner Dogter voor een Veldenaar niet dwingen: hy, zo iemand, verdient haar: dit tusschen ons, hoor? Hoe verheug ik my, dat myne heele lieve, myne beste Renard in zulke goede handen zal vallen! Zy heeft alle mogelyke uitzichten om het huwlyks reisje gelukkig te volbrengen, indien een zagtaartige, daaglyks wezenlyker wordende inborst, een aangenaam voorkomen, en zekere Vrouwelyke gedweeheid, zeer voornaame vereischtens zyn, om dat oogmerk te bestevenen. Everards staat my nog zeer wel voor: het spyt my, dat ik niet genoeg op hem gelet heb, en nog te jong was, om hem wél te kennen. Groet haar met een kusch, voor haar Vriend Wim. Kunt gy nu eens ernstig zyn? Dan, en dan alleen kan ik u het volgende schryven. Maar ik weet, gy kunt het zyn, als de zaak slegts gewigt | |
[pagina 234]
| |
genoeg by u heeft: wel dan! Ik zoude u reden tot misnoegen gegeeven hebben, indien myne groote stilheid en afgetrokkenheid op uwe Party, en geduurende al den tyd dat ik by u was, ontstond uit eene ongezellige norsche geendeelneeming in uwe belangen. Maar als gy de oorzaak weet, zal uw goed hart my alles vergeeven. Eerst nog! al wat Juffrouw Roulin geen eer aan zoude doen, moet gy als leugentaal verwerpen. Zulke geruchten heb ik ook gehoord: wee, zo ik den uitvinder ontmoet... Gy hebt haar gezien, gesprooken; ik behoef aan iemand, die zo wel zien kan, en zo gezond weet te oordeelen, niets over haar persoon te zeggen. Ik ga u het volgende van haare omstandigheden berichten. Het lieve Meisje heeft, zo als de Doctor gelooft, de beginzels der Teering. Haare Moeder is door de zelfde ziekte ten grave gebragt. Lieve Zuster, gy kent het gevoelig hart van uwen Willem: oordeel des, wat het lydt, als ik deeze lieve Vriendin zie worstelen met benaauwdheden, die een zeer onaandoenlyk hart zouden beweegen tot medelyden. Altoos is zy even bedaard, onderworpen. Naauwlyks zyn die verdweenen, of zy ziet haaren Broeder en my aan met den lieven doorboorenden glimlach der lydzaamheid; juist of zy ons vergoeding poogt te doen voor de smarten, die zy ons doet lyden. Haar Broeder is in eene stille | |
[pagina 235]
| |
droefheid verzonken; somwylen drukt hy my de hand, en snelt de kamer uit. Zulke aandoenlyke tooneelen zouden voor my ondraaglyk zyn, lag er niet iets zeer troostelyks in het medelyden, waar door wy vermogens erlangen, om nuttig te kunnen zyn. Wat leer ik aangenaame smarten kennen! Onüitdruklyk bemin ik haar. Hoe verbindend zyn de ellenden, waar mede zy strydt, voor iemand die gelooft, dat het tederste gedeelte onzes karakters ook het beste gedeelte uitmaakt. Nooit wenschte ik zo vuurig haar Vriend te zyn, dan sedert zy niet meer gezond is. Zy houdt zeer veel van my. Myn gezelschap is haar zo byzonder aangenaam. Ik lees voor haar; ik teeken by haar; ja schryf veele der lessen in haar byzyn. Met hoe veel yver poog ik haar alle mogelyke diensten te doen! Welk een jongen moest ik zyn, indien ik een Lotje niet als eene tedergeliefde Zuster behandelde! Begrypt gy, myne lieve, dat ik niet vrolyk zyn kon? Dominé Heftig heeft zeer vry met myn karakter en denkwyze omgesprongen. Dat Vaers van my is hem zeer in den weg. Hy heeft aan myn Professor daar over geschreeven. Maar het schynt, dat Dominé niet zo gul is met zyn H. Geleerdens antwoord als met zynen Brief rond te draagen. Dit schynt zo 's Mans uitspanning: nu, de Dominées kunnen ook niet altyd over het bestaan der | |
[pagina 236]
| |
Spooken, over het Gouden Kalf, ja ook zelf niet, over het lang Hair, prediken of schryven. Groet onze lieve Mama voor my, ook uw waarden Ryzig; en maak van deezen dat gebruik, 't welk gy goed vind: Ik ben
Uw liefhebbende Broeder,
w. leevend. |
|