Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 211]
| |
Willem lief!Hebt gy al gehoord, hoe slegt myn Huwlyks-partytje is uitgevallen? Niet? Wel is 't mooglyk! Beteeken ik dan zó bedroefd weinig, dat de Babbelzucht zelf my niet genoeg reekent, om my overal rond te kruijen? Of is myn Broer zo geheel tusschen de liefde en geleerdheid verdeeld, dat hy zich buiten dit nergens mede bemoeit? studeeren is uw zaak, en beminnen uw daaglyks brood, wil ik spreeken; dat is alle maal wél, maar ik ben, zou ik hoopen, evenwel uw Zuster, en gy moest my ook niet geheel vergeeten! Ik heb nog niet met u afgereekend over de beroerde vertooning, die gy op myne Party gemaakt hebt. 't Is goed, mantje, dat ik nooit weer hoop te trouwen; anders! point de pardon! Ik ben, weet gy, niet ergdenkend: maar hoe zit het, Wim, hebt gy uw best gedaan, om my tot de waardigheid van Tante te verheffen? Ik weet, dat gy zeer gul zyt; evenwel, die eer is wat groot! onze Vriendin Rammel heeft het aan Pietje verteld; en die heeft het my in stilte overgebriefd. Is het zo? Dan zal | |
[pagina 212]
| |
op de Heeregragt de Beer los zyn! Wat zal hy baljaarden! En ik geloof, dat hy liever dan te zien, dat men u eene Vrouw zonder geld toestond, zich van Mama zoude laaten scheiden. Want geld is toch by hem niet het voornaamste, maar het alles. En hy moet Mama afgryslyk lief gehad hebben, om zulke offertes te doen. Jongen, ik ben er agter gekomen, hoe veel hy haar gemaakt heeft, en gevolglyk ons. Wat is het zot, dat wy niet met al eigenbaatig zyn! Dat heeft hy slegt getroffen; en te meer, om dat het hem zo veel kost! Ryzig weet er nog niets van: ik durf er niet van kikken; hy houdt niet veel van zulke grappen, en bemint Mama zo zeer, dat hy haar dan niet zonder droefheid zoude kunnen zien. Hy teekent zo verbruid sterk. Kon hy, zo als ik, zyne gevoelens beletten door zyne oogen te koomen kyken; ik zou het tog waagen, hem dit nieuwtje te vertellen. Gy blyft immers aan de Studie, Wim? Laat het toch niet zyn: twaalf ambagten, dertien ongelukken. En ook uwe verd - zwarte oogen zullen het halve werk doen. Gy hebt ook geen Koopmans verstand. Gy kunt geen Pryscourant en een Esprit des Journaux by een zien leggen, en het eerste stuk eerst doorleezen. Gy kunt niet talmen over een agtste van een duit. Enfin, wordt gy in vreedes naam maar Dominé, en | |
[pagina 213]
| |
trouw het beminlyk Lotje, zo rasch gy kunt. Het spyt my, dat gy zo stout geweest zyt; want u geef ik al den schuld. En al wilde Ryzig nog zo grommen, ik admireer uw fynen smaak. Lotje is in myn oog, zo al niet het schoonste, immers het beminlykste Meisje, dat ik ooit zag. Actie genoeg...... Nu wy tog van smaak en van fynen smaak spreeken, weet gy wel, dat Nigt Hexameter op u verliefd is? Ach ja! Nooit ziet zy my, of vraagt: Hoe vaart myn Heer Willem? Deeze vraag deed zy my Zondag avond om zes uuren; ten half zevenen herhaalde zy die; en voor negenen vroeg zy nog eens: Hoe vaart myn Heer Willem? - Nigt, (zeide ik,) ik heb zedert half zevenen niets van hem vernoomen; maar toen was hy nog zeer wel. Ryzig lachte in zyn hoed. Mama keek, als of zy zeggen wilde: Moet gy deeze Juffrouw dan juist verleegen maaken, Daatje? - Zo, (zei Nigt,) dan is myn Heer Willem nog wel. Zal ik de sloof eens voor u groeten? Maar wie weet, of zy die blyde tyding overleefde, en het Bruiloftsvaers is nog al niet af. Het is mostert na de maaltyd. Dat zeit niet, ik moet het evenwel hebben; mooglyk geef ik het wel, met uw naam versierd, aan Renard, als die trouwt, om dat gy zo een drooge Klaas op myn fête waart: dan was ik gewroken! En my geen letter te schryven! Wel, me dunkt, als ik eene Zuster had, die zo ongelukkig ge- | |
[pagina 214]
| |
trouwd was; ik zou alles doen, om haar wat op te beuren. Want gy begrypt wel, dat ik met zo een verstandig man niet al te wel te regt kan komen. Wim, wy houden bedroefd en bedroefd huis! net het prentje in Vader Kats:
Wy draagen t'saam een vat met bier,
Myn wyf wil daar, en ik wit hier.
Ik voorzie myn ondergang! Myn vyand, of wilt gy, myn Man, is my te sterk: evenwel zo rasch myn vendels te scheuren!... Honneurs wege moet ik nog in 't veld blyven. Immers tot dat ik myne neerlaag, in eene stille duistere kamer, een week of drie zal kunnen betreuren. En Chrisje Helder zal trouwen met Renting! Zo maar haar hartje niet te zeer gehecht is aan haar Vriendins Broeder: zo als ik geloof, dat het is; want Renting vordert niet veel. Hy is de groote Vriend van Everards. Die zal met Renard onder zeil gaan: zo krygt elk zyn deeltje. Zy belooft zich een hope goeds op het Huwlyks reisje. Laat zy zich aan my spiegelen; ik ben een Baken in Zee. Maar het is, of de Meisjes beduiveld zyn, - zou Bram zeggen, als hy boos is. Waarlyk, Wim, zo gy het by Lotje niet verbruid had, dan zoud gy by Nigt schoon klaar raaken, en zy heeft duiten als zand. Onze Vriendin zegt, weet gy, dat een paar volks niet al te veel | |
[pagina 215]
| |
van elkander moet hebben, om gelukkig te zyn; is dit zo, klim dan op de haan van de westertooren; en nog zult gy den oceaan van geluk met Nigt Hexameter niet kunnen afzien. Want zy is dertig, gy zyt twintig; gy zyt heel mooi, zy is heel viezerig lelyk; zy is vier voet ruim, gy zyt zes voet schaars. Gy zyt bruin, zy is uit den ligt geelen: gy hebt ver - e zwarte oogen, die een mensch tot in het hart kyken; zy heeft een paar diep weggezonken ligt blaauwe Varkens oogjes. Gy hebt verstand; zy is een rymend mallootje. Goeden avond, hoor.
alida ryzig, gebooren leevend. |
|