Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 182]
| |
Lieve Chrisje!Twee Brieven van u te ontfangen, en nog geen regel antwoord, ‘kan er dat wel door, Coosje;’ vraag ik aan my zelf. Indien ik dit uit eene gekkelyke ongelykheid aan my zelf, of uit willig verzuim gelaaten had, dan zeker kon het er niet door, maar myne Vriendin is te wel verzeekerd van het bestendig karakter haarer Vriendin, om zulks een oogenblik in twyfel te trekken; en dat ik my zulk een genoegen maak, door aan haar te schryven, dat huisselyke bezigheden alleen my den tyd benoomen hebben. Uw Broeder is ongemeen vol van zyne aanstaande reis, en zo opgeleevend, dat hy my uwen Brief niet wilde geeven, voor hy daar voor een kuschje tot port had bedongen. Myne Moeder, die zeer veel van Willem houdt, en hem nog niet kan vergeeten, vroeg uwen Broeder naar zynen Vriend. Mevrouw, (zeide hy,) er is een tyd geweest, dat myn Heer Leevend myn Vriend was; dat is zo niet meer: maar ik verzoek verschoond te zyn, em hier meer over te zeggen; ik wensch Leevend het | |
[pagina 183]
| |
beste. Myne Moeder boog; ik begryp, dat de vrienden het nog gansch niet eens zyn. Ik geloof, dat zyne koelheid en tevens lugtige onverschilligheid omtrent Willem, oorzaaken zyn, dat ik er zeer weinig van wist, toen hy heen ging. Thans ben ik vroeg opgestaan, om beide uwe lieve vertrouwlyke Brieven eenigzins omstandig te beantwoorden. Keurig en eigenaartig vind ik de onderscheidingen, die gy in de liefde maakt: ik heb hier over nooit zo gedagt. Gy zyt ten vollen verdeedigd! Ik verheug my, dat dit zo is. Ik dagt niet, myne lieve, dat gy met zo veele onderscheiding beminde. Hemel! had Leevend maar op u durven hoopen! Hy zoude dan zeker omtrent het lieve Lotje zich wel gedragen hebben. Dat is nu niet anders; en het is billyk, dat hy het loon zyner onbedagtzaamheid ontfangt. Dit is my te treffender, om dat, zo hy zich wel had gedragen, hy best geschikt ware om u gelukkig te maaken, uit allen, die wy kennen. Indien hy met zo veel verstand en goedaardigheid, en bedeeld met zulke ziels en lichaams begaafdheden, zyne sterke driften beter had bestierd, en zyne gevoeligheid dus niet aangeprikkeld: maar nu, - nu heeft hy u verbeurd. Ach, zo eene Juffrouw Roulin zwak geweest is; zy was het niet, voor zy hem kende. Nooit, myne Beste, moeten wy, wat ook andren doen, liefdeloos oordeelen. Laaten wy de broosheid der menschelyke natuur, de | |
[pagina 184]
| |
verleidende omstandigheden, de bekooringen der zinnen, de stille behoeften van het bewoogen hart, de bevalligheid der jeugd, de onbedagtzaamheid, dien leeftyd eigen, in 't oog houden. Dan zullen wy, terwyl wy bedroefd zyn over deeze onbetaamlykheid, Leevend niet voor een slegten Jongen, en Lotje voor geen verachtlyk listig Meisje houden: mits - dat hy haar trouwt, en dus alle mogelyke vergoeding doet; anders verander ik omtrent hem van gedagten. Uw gesprek met Mevrouw, uwe Moeder, is geheel in mynen smaak. Altoos de zelfde verstandige zagtaartige Vrouw, altoos de Moederlyke Vriendin myner Chrisje. Buiten myne eige verdienstelyke Moeder acht ik niemand in onze geheele Sex zo hoog als Mevrouw Helder. Willem zeide eens tegen my, het geen Pope van eene Dame zeide: toen Mevrouw Helder jong was, moet zy een Engel geweest zyn, en nu verheft zy zich tot eene Heilige. Welk eene goede aanmerking! Wat bedroeft het my, dat hy de gunstige gedagten uwer Moeder niet kan behouden! Dan, myne lieve, had gy uwe liefde voor hem tot geen conditioneel behagen behoeven in te krimpen! Nu zal de afgunst, getergd door zyne groote bekwaamheden, en met wat te weinig omzichtigheid behandeld, triomf zingen! Nu zal liefdelooze schynheiligheid zich eenen helschen pligt maaken van het zwakke Meisje te mishandelen.... Mogten | |
[pagina 185]
| |
wy hooren, dat zy getrouwd waren! Dit is het eenig middel, om deezen misslag te doen vergeeten. Kommer en schaamte zullen haar zeker in deeze ziekte gestort hebben. Zyne onverwagte te rug komst zal noodig geoordeeld zyn.... Maar hy is nog zo jong. Wat zal hy beginnen? Studeert hy voort; dat zal hem om zeer veele onderscheiden redenen, immers in Leiden, niet doenlyk zyn; en zal altoos dit geval zyne bevordering niet hinderlyk zyn? Ik beklaag zyne Moeder. Hoe moet dit zyn wangedrag haar treffen! Ik durf u naauwlyks, het geen myne Moeder daar over zegt, mededeelen. Laat het uw conditioneel behagen maar niet verminderen! ‘Ik misprys de daad, zeide zy, ten allersterkste; ik ben óók Moeder; ik voel, wat het zyn moet te ondervinden, dat onze kinderen niet voldoen aan onze verwagting: maar hoe konde eene verstandige liefderyke Moeder ook besluiten, om eenen Jongeling van haar Zoons karakter, met zyne sterke driften, met zyn gevoelig hart, slegts twintig jaaren, zonder eenig opzigt in de waereld te zenden? Hoe minder neiging hy heeft voor losbandigheid, des te gevaarlyker moet voor hem zo een Meisje geweest zyn. Is Leevend ook wel, op de beste wys voor hem, opgevoed?’ Beste lieve, klopt uw hart nu niet een weinig..... Zie hier een afschrift van een Brief, door myne Moeder voor veele jaaren aan | |
[pagina 186]
| |
eene Tante van haar, die tevens haare grooste Vriendin was, over dit onderwerp geschreeven. Hy behaagt my zo zeer, dat ik haar verzogt heb, u die eens te mogen zenden. Hy is geheel in den geest myner waardige Moeder geschreeven. Van Sytsama heb ik weder een Brief. Indien zyne liefde voor my hem zo veel verdriet niet veröorzaakte, ik zoude waarlyk gecharmeerd zyn van zyne gehechtheid aan my; nu is dat zo niet, want zyne rust is my te dierbaarder, naar maate ik zyn schoon karakter hoogacht. Altoos
de Uwe.
c. veldenaar. |
|