Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 117]
| |
Myne waardste vriendin!Zelden wordt het doen van eenen pligt met zo veel vleijende goedkeuring beschouwd, als dien, welken ik verricht heb. Indien ik uit roemzucht werkte; ik konde niets meer wenschen! Dan, hoe aangenaam de goedkeuringen eener Mevrouw Helder, en ook die van u, myne Vriendin, zyn, de stille inspraak myns geweetens, die my met ernst verzeekert: gy deed wel, en gy deed wel uit zeer goede beginzels, overtreft alles, dat van buiten aankomt. Voor hoe veele, en onderscheiden aandoeningen is het menschelyk hart vatbaar! Welk een verrukkend geheel vormen zy, als onze reden die leidt, zuivert, verheft! De dankbaare liefde voor myne Ouders, de vriendschap voor u, de geneegenheid voor Sytsama!...... Welke reine bronnen van duurzaam genoegen, indien zy niet buiten hunne oevers treeden!...... Alles is zaligheid, zo lang zy met elkander instemmen. Overdryven zy elkander, welk eene vreeslyke verwoesting kan er uit zulk een wanorder | |
[pagina 118]
| |
ontstaan! zou de de deugd wel krassender wangeluiden hooren kunnen? Verhef my zo hoog niet! Lieve Helder, zoude er voor my, ook in de armen van mynen Sytsama, geluk zyn kunnen, indien ik myn genoegen smaakte, ten koste van andren; en welke andren! Ik heb des wel zeer gezorgd voor myn eigen geluk. De liefde voor myne Moeder is zo dankbaar, zo eerbiedig, zo teder, dat ik niet in staat ben die te beschryven. Alles, wat myne Chrisje voor haare Moeder voelt, voel ik op de volkomenste wys voor de myne. Maar hier komt nog wat by! en wat?... Medelyden met haare veelvuldige zwakheden. Omringd van vyf schoone gezonde kinderen, zit zy magteloos, uitgeput; zelden in staat, om hun weezenlyke diensten te doen; meermaalen te zwak, om hunne liefkoozingen - hunne vrolykheid te kunnen uitstaan, 'k zwyg van die te genieten. Dan ziet zy op deeze kinderen, met een half te rug geademde zucht; bezield door Moederlyke tederheid, glinstert er een dryvende traan in haare, dan zeer verwyderde oogen. Dan zie ik mynen eerwaardigen Vader! Hy sluit, als 't ware, al zyne zorgen in zyn eigen hart op, om de onzen niet te vermeerderen; ik zie dit alles, ik versta dit alles, en ik zoude my van hun verwyderen?... Hoe onwaardig ware ik dan uwe vriendschap! de liefde myner Ouderen; de op- | |
[pagina 119]
| |
voeding, die zy my gaven; het voorbeeld, dat ik door hun ontfing... Chrisje! Hoe zoude ik ook kunnen scheiden van Kinderen, die als bloozende engelen altoos om my zweeven, die my zo noodig hebben, die myne zorg met gehoorzaamheid vergelden? Laaten wy er nooit meer aan denken. Iemand, die denkt zo als ik denk, kan, wil hy vrede met zich zelf hebben, niet anders doen, dan ik deed. Dit leer ik er uit: dat wy ons nooit genoeg kunnen bevlytigen, om rechtzinnig te leeren denken, over alles wat wy te betrachten hebben. Dit stelt ons in staat, om aan alles zyne regte gehalte te geeven, onze neigingen te regelen, en voorzichtig te kiezen. Ik begryp volmaakt wel, myne lieve, wat het zegt bemind te zyn van hem, die zo zeer onze achting als wederliefde verdient. Sytsama is de eenige Man, voor wien myn hart ooit sprak. Hy is volkomen bereekend, om my gelukkig te maaken. De stroom myner liefde zoude ook onbelemmerd voortvloeijen; maar ik sta in andere betrekkingen: uit die betrekkingen ontstaan weder andre pligten; het gehoorzaamen daar aan, moet by my alles overweegen, wat de liefde van zo eenen Man my zoude kunnen doen genieten. Voor u verberg ik niet, dat my wel eens een losse traan ontglipt, ook als ik niet duidelyk kan zeggen waar over! Ik ontken óók niet, dat Sytsama minder middelen in zich heeft, om dat | |
[pagina 120]
| |
gelukkig, dat geruststellend evenwigt tusschen zyne verlangens te vinden! En dat met al zyne vastheid van geest. En dat met alle zyne bedaardheid. Wil ik het u zeggen? Hy heeft maar ééne neiging: Liefde voor zyne Coosje! Hy offert niets op; wat zoude hem des kunnen vertroosten? Zyne liefde is gelyk aan éénen hoofdstroom, die in geene mindere beeken wordt afgeleid. Hoe sterk moet een hart als het zyne geschokt worden, als het door eene gevestigde liefde doordrongen is! Hy schryft my; maar geheel in den styl der moedeloosheid! Zie hier zynen Brief en de Copie van myn antwoord. Lees beide. Ach, ik zoude het veel moeilyker hebben, zo ik in het lieve getrouwe, met my sympathiseerend hart myner Vriendin, niet alles konde uitstorten! De liefde maakt voor ons, nog veel meer dan de onverschilligheid, de vriendschap noodzaaklyk. Welke stille onschuldige mededeelingen onzer verborgenste gewaarwordingen zullen wy hebben! Er zyn gedagten, die men zelf aan den beminden Man, welke die in onzen geest voortbrengt, niet kan toebetrouwen.... Wat verlang ik om by u te zyn! Nu ben ik eerst geschikt, om uwen lieven Brief te beantwoorden. Gy hebt gelyk, myne zoete Vriendin; wantrouwen, agterhoudendheld, kan tusschen ons geen plaats hebben. Gy kunt er des nooit uit werken. Laat ik u al wat u moeilyk valt spaaren; ik zal eens aan u zeggen, wat en | |
[pagina 121]
| |
hoe gy denkt. Gy bemint Leevend; uwe liefde is reeds in uw kinderlyk hartje opgegroeid, vóór gy dit vermoedde. Eindlyk beschouwt gy hem eens eenmaal in den vollen bloei van jeugd en schoonheid. Uw hart sloeg; maar, dewyl gy meende dat die slag niet beantwoord wierd, gingt gy, uit eene Chrisje byzonder eigen grootsheid, die neiging tegen. Naderhand hoort gy, dat hy eene andere bemint, en dat zo wel zyne wys van denken, als manier van leeven, hem weinig eer aandoen. Dit kwest uwe eigenliefde; er komt een weinigje spyt by. Uit kieschheid poogt gy dat geen voor my te verbergen, dat gy, ô zo gaarn, voor uw eigen hart zoud verbergen! Hier uit ontstaan nu die bewolking uwer blymoedigheid, die kleine ongelykheden aan u zelf; die betoverende korte afweezigheid van gedagten, waar uit gy nooit dan met eene zoete verwarring en eenen roozengloed te rug komt; en die u dan, voor eenige oogenblikken, leevendiger, geestiger, - voorkomender maakt, dan uw eigen hart u ingeeft. Door dit alles komt er iets gedwongens over uw anders zo natuurlyke, losse, bevallige houding, gelaat en verkeering. Zie daar, myne eige Chrisje, zo is het; en niet anders. Zoude ik u niet volmaakt kennen, denkt gy? Alle myne plaagerytjes konden u niet aan het spreeken krygen; hoe lastig het u ook viel, my iets te verheelen. | |
[pagina 122]
| |
Indien Leevend uwe liefde beantwoordde, waardig was u te beminnen, ik zoude hem poogen van dienst te zyn; te meer, wyl Mevrouw Helder hem altoos als den lieven Zoon haarer Vriendin beschouwt; maar! maar... lieve Chrisje! Bestry eene neiging, die voor uwe rust nadeelig zoude kunnen worden. Zy kan u niet gelukkig maaken; oordeel zelf, maar laat uw hart er zich niet mede bemoeijen. Ik geloof geenzins het ergst, dat men ten zynen nadeele verhaalt: maar ik geloof, dat hy in de noodzaaklykheid is om Juffrouw Roulin getrouw te blyven, zo hy anderzins een eerlyk Wan blyven wil. Zyne geneegenheid is bekend. Myn Neef Hendrik, die thans te Leiden studeert, en geen vriend of vyand van Leevend is, zegt my: dat de Student Leevend zich geheel door haar laat bestieren; en dat men daar aan, veel meer dan aan zyne eigen voorzichtigheid, moet toeschryven, dat hy het nog zo wel maakt, en niet meerder speelt. Geheele dagen zit hy by haar in de grootste huisselyke gemeenzaamheid; leest, teekent, musiceert voor haar. Niemand schynt dit te laaken; immers de geschiktste Studenten niet. Elk hunner zoude gaarn in Leevends plaats zyn. Dat zy hem bemint, is buiten bedenken. Hoe berispelyk hy dan ook moge zyn, hy is in veelen opzichte beminlyk. Juffrouw Roulin is in eenen slegten staat van gezondheid; men ziet haar niet meer, | |
[pagina 123]
| |
zelf niet in het voorhuis. Dat hy zo onverwagt te rug komt, kan daar wel door ontstaan zyn. Mooglyk zyn de Brieven, door uw Broeder ontfangen, van Lotje geweest; of van eene Vriendin, die hem verzogt, om niet verder voort te reizen. Hoe het zy, myn verlangen om Willems Lotje te zien, is zeer sterk. Zy wordt, om hem, voor ons van nog meer belang. Hoe onvoorzichtig van Leevend, zich zo vroeg te verbinden; maar is voorzichtigheid de hoofddeugd van zyne jaaren, van zyn karakter! Moeten wy hem zó streng berispen, om dat hy gevoelig is voor eene Lotje Roulin? zy is geheel beminlyke verdienste; immers dit zegt het algemeen gevoelen, zo veel men haar kent. Zy, onder ons gezegd, doet eere aan zyne liefde; en daar zy met hem in fatsoen gelyk is, blyft er alleen een groot verschil in middelen; maar wat zegt dat by zulk een edelaartigen jongeling als onzen Vriend? Hoe bemin ik u, myne lieve Vriendin, om uwe zagte gevoelens voor Lotje! Ik hoop maar, dat deeze beminlyke jongelieden geen oogenblik zullen vergeeten wat zy hunne familien - hun zelf, schuldig zyn! Verbeeld u die aankomst! Wy kennen hem; zyne vriendschap is bynaliefde, zo wel als zyn afkeer byna haat; hy is al Vriend, of al Vyand... Verbeeld u, met hoe veel tederheid zy hem omhelsd heeft, die om haaren't wil te rug keert van eene reis, waar op hy zo zeer | |
[pagina 124]
| |
gezet was.... Heb ik niet genoeg gezegd, om u te overtuigen, dat gy niet meer met onderscheiding aan hem denken moet? Overweeg het wel; en laat ik u met een geruster hart mogen omhelzen, dan nu in uwen boezem klopt; hoe gelukkig zult gy dan zyn, en gevolglyk ook
Uw eige,
c. veldenaar. |
|