Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 116]
| |
Myn heer!Zo rasch ik van vriendelyke waarschuwingen misbruik kan maaken, en in staat ben, om u nieuwe dolligheden te doen begaan, zal ik aan uwen trotschen eisch voldoen; zo lang moet gy wagten. Ja, my is verzeekerd, dat uwe schandelyke verkeering met haar zichtbaare gevolgen heeft. Wat meent gy, dat u, om dat gy fiks met den degen zyt, alles vrystaat? Ik lach wat met uwe bedreiging. Myn punt van eer bestaat niet in eenen haastigen knaap met den degen in de hand optewagten. Vlei u nooit my tot zulke dwaasheden over te haalen, al ontmoette ik u, waar ook. Bedenk echter, dat gy eens een kwant, u meer gelyk, zoud kunnen tegenkomen, en poog uw misdryf te boeten; leg uwe ergerlyke begrippen af, dan zult gy beter doen. Myne Zuster zou zich uwer aanbidding tot weinig eer rekenen, indien zy dit alles wist.
p. helder. |
|