Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 114]
| |
Myn heer!Uit wat oorzaak verbeeld gy u, my de wet te mogen stellen? Lastert gy nog al hem, dien gy niet kent? die u nooit misdeed? Hem, aan wien ik zeer veele kundigheden te danken hebbe? Het is goed voor myn Heer Helder, dat gy eene Zuster hebt, die ik tot aanbiddens bemin; anders - Myn aart is niet zeer onaandoenlyk voor beleedigingen. Maar ik versmaade hem, die, om dat hy zich veilig kan achten, eenen Vriend onwaardig durft behandelen. De tyd is voorby, dat ik u rekenschap van myne daaden wilde geeven; maar ik zou my zelf verachten, indien ik een Vriend, die mooglyk ongelukkig denkt, maar zeer wel leeft, zoude opgeeven, zonder eene voldoende reden. Oordeel over my, zo als gy wilt; ik blyf de zelfde Leevend, die uwe vriendschap waardig is, doch die nu verwerpt. Wat myn gedrag omtrent Juffrouw Roulin betreft, noem my den Lasteraar, die my zo be- | |
[pagina 115]
| |
leedigt: Noem hem; dit is myn eisch. Stel my in staat, haar te wreeken. Om dit van u te vergen, schryf ik eenig antwoord op uwen bitzen brief.
w. leevend. |
|