Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 112]
| |
Myn heer en vriend!Myn oogmerk is, om binnen eene maand op reis te gaan; uit oude vriendschap vind ik my verpligt u dit te melden. Gy schryft my niet: uw misnoegen duurt dan nog; en gy weigert op mynen eisch van uwen Atheïstischen Vriend afstand te doen; ik kan des uw Vriend niet meer zyn, dan voor zo verre ik u van harten het beste wensch. De geruchten, ten uwen nadeele verspreid, vermeerderen; en gy hebt de waarschynlykheid tegen u. Gy maakt dan reeds parade door de snoode gevoelens, u ingeboezemd: zeker Vaers, ons voorgekomen, draagt daar de bewyzen van! Ik geloof nog niet, dat gy een schurk zyt omtrent een Meisje, dat, voor zy u kende, een engel was. Ons is uit Leiden bericht, dat Juffrouw Roulin zeer ziek is, en niet meer gezien wordt.... Gy zyt onverwagt t'huis gekomen... Gy zyt reeds weder by haar.... Ik ben, weet gy, niet ligt driftig; maar welk een | |
[pagina 113]
| |
Duivel moet gy zyn, indien gy haar bedorven hebt! Dat dan de Regeerder der Waereld u straffe! Eene Lotje aan zyne lusten opteofferen, en haar geene vergoeding te doen!... Mogt gy onschuldig zyn, hoe gaarn bleef ik dan
Uw oprecht geneegen Vriend,
p. helder. |
|