Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
Myn heer!Myne Vrouw en ik achten ons verëerd met den inhoud uws Briefs. Het karakter uws Zoons is onberispelyk. Onze familien zyn gelyk. Uwe zaaken zyn in de beste order. Indien de jonge lieden door nadere conversatie bevinden, dat zy met elkander gelukkig zouden kunnen zyn, wy hebben daar niets tegen. Myne Vrouw verklaart echter, dat zy niet gaarn zoude zien, dat haare eenige tedergeliefde Dogter vroeg trouwde. Het Huwlyk is by haar eene allergewigtigste verbintenis. De keuze myner Dogter is volkomen vry, ten ware dat die op haar ongeluk mogte uitloopen. De voorzichtigheid myner Vrouw is ten vollen gerust, dat onze Dogter het beste gebruik zal maaken van die vryheid. Myn Heer uw Zoon heeft des accès. Hy gelieve daar echter niet uit te besluiten, dat dit zyn oogmerk zoude begunstigen. Deeze verkeering beschouwen wy alleen, als een middel, om elkander nader te leeren kennen, op dat men zoude kunnen zien, of de jonge lieden elkander be- | |
[pagina 26]
| |
vallen. Uw Zoon zal zo vry zyn als onze Dogter; dit is billyk. Op dien voet zal ik hem ontfangen. Indien alles gelyk staat, zoude ik myne Dogter liefst aan een Koopman geeven, die door vlyt en verstand zich onderscheidt van zulken, welke en niets beduidenden tytel hooger waardeeren, dan den weezenlyken roem van nuttige en naarstige Kooplieden te zyn. Ons Land is een Land van werkzaamheid en negotie: jammer, dat men dit zo dikwyls uit het oog verliest. Ik ben met hoogachting,
myn heer!
Uw Onderd. Dienaar,
c. helder. |
|