Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 357]
| |
Tederbeminde vriendin!Hoe dankbaar voor den Brief, waar mede gy my verëerd hebt, nam ik echter te veel deel in uwe ongesteldheid, om daar eerder op te kunnen antwoorden. Gy kent het vermogen der vriendschap veel te wél, om te twyfelen, of uwe ziekelykheid myn hart grieft. Zo gy uwen Vriend niet doodlyk bedroeven wilt, dan moet gy den raad van uwen bekwaamen Doctor naauwgezet volgen. Uwe gesteldheid, myne Lotje, is zo teder; gy waart reeds eenige weeken niet volkomen wel. Eene geringe oplettendheid kan alles nog herstellen. Denk, myne Lieve, hoe gy my verpligt, als gy zorgt voor eene gezondheid, my dierbaarder dan myn eigen. Mogt ik u by myne 'thuis komt zo vinden, als ik u de eerste maal, dat ik u ontmoete, gezien heb! Het berouwt my byna, zo verlang ik om u te zien, dat ik zo verre van u ben afgegaan. Gy weet, myne zoete Vriendin, dat eene gevestigde tedere Vriendschap zo zorgvuldig is als de Liefde. Oordeel, naar uwe eigene ondervinding, hoe ongerust ik ben. Gy | |
[pagina 358]
| |
weet, dat ik Juffrouw Helder beminde, voor ik myne zoetaartige Lotje kende. U vergeeten? vergeeten? Verdiende ik dan, dat ik u myne Vriendin mag noemen? Vergeet men iemand, die zich door verdiensten, door overeenstemming, dierbaar aan ons hart gemaakt heeft? Indien, zo als veelen gelooven, de Liefde eene eigenzinnigheid zy, die niet noodzaaklyk iets uitmuntends in het voorwerp veronderstelt, dan echter rust de vriendschap op vaste gronden. Myn hart zegt my, dat gy eeuwig myne meest beminde Vriendin zyn zult. Ik verlang te sterker, om u weder te zien, dewyl ik dan al het verrukkelyke van een onbepaald vertrouwen weder kan genieten. Dit wederzydsch vertrouwen heeft ons zo teder aan elkander gehecht! Gy weet het, myne waardste! ô Myn hart is zo vol, zo pynelyk vol. En by wie kan, by wie mag ik het openen, dan by u, myne medelydende, ernstig goedaartige Vriendin? dan by myne door de vricndschap eigen geworden, Lotje. Ja ik kan twee, mooglyk nog meerder Vrienden hebben; maar wie heeft zo geheel myn vertrouwen als gy; zo ééne Vriendin kan ik maar by mooglykheid hebben. Als ik weder by u ben, zal ik u alles verhaalen. Uwe vriendschap zal my troosten van eene ongelukkige liefde. Dan gaan wy weder huisselyk om. Dan breng ik weder alle myne uitgespaarde uuren by u, in uw leerzaam byzyn, door. Ach, van alle die genoe- | |
[pagina 359]
| |
gens, daar myn hart zo opgezet, daar myn aart zo voor bereekend is, zult gy my berooven, indien gy uwe dierbaare gezondheid verwaarloost. Heb ik dit van u verdiend, myne Lotje? Dat de Hemel u bewaare, is de vuurige bede van
Uwen
w. leevend. |
|