Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 333]
| |
Aanstaande bruid, lieve zuster!Het is by my niet, uit het oog uit het hart; ik ben nu zo veele - uuren van u; maar al had gy my niet verblyd met uwen lieven Brief, toch had ik aan u geschreeven, zo al niet aan Mama, die ik hartlyk groet. Gy weet myn oogmerk: als gy des niet te veel haast hebt, zal ik te rug zyn, en op uw Bruiloft komen. Pietje neem ik althans voor myne rekening, zo Everards niet komen zal. Maar wilt gy my wel onder uwe oogen zien, zonder een Bruilofts-Vaers? Meid lief, ik ben zo onhandig in dit soort van vernuft. Nu nog een paar woorden tot myn aanstaanden Broeder. Van harten feliciteer ik u met myne Zuster. Veel goed van haar te zeggen kan ik niet - zy is my te na, om haar te pryzen: heel veel kwaad van haar te zeggen! 't is myne Zuster! Neem ze dan, zo als zy is; hoe minder zy u nu behaagt, hoe meer zy u zal toevallen. En ook, geloof ik, dat gy eene accurate pryscourant hebt van haare deugden en gebreken; gy hebt zo het voorkomen | |
[pagina 334]
| |
van iemand, die zo min in de negotie, als in het kiezen van eene Vrouw, uit eens anders oogen kyken wilt. Dit moet ik u echter verzoeken, breek haaren afgod, kwelgeest: daar aan heeft zy meermaal alles opgeöfferd. Zo zy dien afzweert, zult gy ondervinden, dat zy veel goeds bezit; en gy zult u zeer wel kunnen vergenoegen met eene Vrouw, die wel geene schoonheid is, doch die het oog van een eerlyk Man kan behaagen. Ik bedank u voor den inval, dien gy had om aan my te schryven: deeze vriendlykheid treft my zeer, en ik hoop u altoos te overtuigen, dat ik grooten prys stelle op uwe broederlyke geneegenheid. Ik ben
Uw beider Vriend en Broeder,
w. leevend. |
|