Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 313]
| |
Waarde vriend!Zo ik u dien titel niet waardig keurde, dan volgde ik in zo verre uwen raad: dat ik myne wysheid voor my zelf zoude behouden. Maar ik laat u nog niet los. Ik moet nog al eens beproeven, of alles hoopeloos is. Gy wilt immers nog hooren? Nooit schreef gy zeker aan iemand zo eenen langen Brief. Niet by mangel van vermogens, maar by gebrek van lust. Gy zyt traag, vadzig; uit luiheid denkt gy oppervlakkig; gy zyt afkeerig van alles, dat u niet vermaakt. Ik beken, indien gy uwe verteering beneden de twintig duizend guldens houdt, (en dat is in den Haag nog al een taamlyk sommetje,) dat gy dan geene arme kinderen zult nalaaten, en elk het zyne kunt geeven. Onder onze ligtmissen van fatsoen hebt gy u zelden gedistingueerd; niet uit naauwgezetheid, maar om de gevolgen, die daar op loopen kunnen. Uw Vrouw heeft veel van een Engel in haar voorkomen; ik vertrouw, dat zy u lief heeft, en in weerwil du ton, deugdzaam is. Met opzicht tot haar hebt gy uw oogmerk bereikt. Gy hebt | |
[pagina 314]
| |
eene mooije Vrouw, die u alle de verrukkingen eener fyne weelde met haar geheel hart doet genieten. Hier in vindt gy uw hoogste geluk. Staat my dit niet vry, (zult gy vraagen;) moet myn Vriend de norsche Keurmeester myner uitgeleezenste vermaaken zyn? Wie beklaagt zig over my? Wie benadeel ik? - Deeze vraagen zal ik u eens wat omstandig beantwoorden. Indien gy denkt, dat een Man van geboorte, van middelen, van verstand, (want dit zyt gy, op u zelf beschouwd,) vryheid hebbe, om in eene laffe ledigheid zyne schatten te verteeren, zynen rang te verluijeren, zyn verstand te verkwisten; dan zeker, moogt gy, op uwe wys, gelukkig zyn; wat is er op te zegen? gy benadeelt niemand: Dit komt my echter zo niet voor. Dat een Man, van uwen fynen smaak en groote goederen, die Luxe volgt, welke hem alle de gerieflykheden des levens op de bevalligste wyze bezorgt; wie, die wel denkt, kan hem dit betwisten? Hy wordt, door haar te beminnen, de edelmoedige belooner der nyvere handigheid; Kunsten en Weetenschappen staan in eene dierbaare betrekking tot hem; hy heeft allen noodig; hy moet des allen beloonen. Laat zo een Man pragtig leeven; laat hy, als een waar Epicurist, zyner zinnen niets weigeren, zo lang de involging hem niet bederft, of anderen benadeelt. Zo eene Luxe bevalt u: - volg die onder deeze bepaaling. | |
[pagina 315]
| |
Maar, waant gy, dat hy, die zyn Vaderland nuttig zoude kunnen worden, die door zyne geboorte geroepen is, om dat werkelyk te zyn, vryheid kan hebben, om een geeuwend toekyker, een zwervend assembléelooper te zyn? Kunt gy, zonder bloozen, in uw kabinet die portretten zien, die ons uwe waardige voorouders afbeelden? Daar ziet gy eenen Zeeheld, den eersten Edelman van zyn Geslagt. Twee Martelaars van Staat, aan stukken gescheurd door een raazend gepeupel. Eene Vrouw, die zich by geheel Europa verdienstelyk maakte, door het redden haars Echtgenoots. Een Afgezant, die nog den bynaam van den grooten Ambassadeur behoudt. Kooplieden, die, terwyl zy den staat verrykten, by alle handeldryvende Volken geächt waren. Eerlyke, verstandige Weldoeners hunnes Lands. En gy, die aan alle deeze uitmuntende Vaderlanders vermaagschapt zyt; die gezondheid, verstand, een goed hart hebt, beminlyk zyt om uwe goede hoedanigheden, gy vindt in eene volkomen onverschilligheid voor alles, wat u geacht, en nuttig zoude kunnen maaken, uw geluk? Durft gy beweeren uwe Vrouw te beminnen? Vlei u daar niet mede. Hoe! indien gy haar beminde, zoud gy dan kunnen toelaaten, dat zulk eene tedere aandoenlyke Vrouw, reeds zo jong Moeder, zig in gevaar bragt, om geen dertig jaar te worden? Veronderstel, dat gy uwe Vrouw, | |
[pagina 316]
| |
alleen om uw zinnelyk genot te smaaken, genoomen had, eischt dan uw Epicurisch belang nog niet, dat gy haar bewaart voor alles, wat haar zo vroeg ten grave kan brengen? Zoud gy u van haare liefde voor u niet bedienen, om haar zelf te spaaren? Zulk eene waarlyk vriendelyke, goedaartige, u liefhebbende Vrouw zoude zeker uwe oplettendheid niet met misnoegen vergelden. Alles komt des voor uwe rekening. Was zy maar in de regte handen, Mevrouw Goedmans zoude zeker iets beters dan eene danseuse zyn. Ik schaam my over u! U doet men beleefdheid, om dat gy den man der charmante Mevrouw Goedmans zyt? Dit is niet te dulden: Gy zyt dan, in den Engelschen styl, slegts de Man der Koningin! Maar genoeg; gy weet, trouwens, hoe ik denk, en ik ga over, om nog eenige regels ook over my zelf te schryven. Binnen zes weeken, denk ik getrouwd te zyn. Ik trouw niet eigenlyk, om my te vermaaken, maar om met eene Vrouw, die ik liefheb, huisselyk gelukkig te leeven: om Kinderen te hebben, en die zo op te voeden, dat zy my, voor hun aanweezen, dankbaar zyn kunnen, wanneer de tyd en de reden hen in staat gesteld hebben, om ook hier over juist te oordeelen. Myne Vrouw, of nu nog myn Meisje, zal my handen vol werk geeven; maar, hoewel ik nooit slegts de Man der Koningin zyn zal, zo zal zy my evenwel niet behoeven te vreezen; dit durf ik u | |
[pagina 317]
| |
verzeekeren. Zy zal geen twintigduizend gulden 's jaars aan haare dispositie hebben, en echter zo wel gelogeerd, zo wel gediend zyn, als uwe Vrouw. Ik zal haar ook een Koets geeven; want van myne Mama, zo rasch wy op ons zelf zullen woonen, wil ik in deezen niet afhangen. Ik kan dat zelf doen: en weet, dat myne Vrouw dit niet verwagt. Zo zy wel denkt, zal zy gelukkig met my zyn. Zo niet? wie kan eene capricieuse Vrouw gelukkig maaken? Als zy tot de waardigheid van eene recht Hollandsche huisselyke Vrouw is opgeklommen; en geene nieuwe gebreken voor oude inwisselt, zal ik veel toelaaten; maar haar nooit naar de oogen zien: dit zoude haar bederven. Lief heb ik haar, maar zo als een bedaard man van dertig jaar eene Vrouw bemint, indien hy niet jongensagtig romanesk is. Zy behaagt my; maat moet nog veel beter worden. Kort gezegd, ik ga myne geliefde stelling onderzoeken; zy is deeze: Een Man, die zich zelf wel bestiert, minzaam en standvastig is, kan van een Mesje, dat een goed verstand, en geen slegt humeur heeft, eene zeer hupsche Vrouw maaken. Dit schoon Kind is dikwyls zeer dartel, speelziek, plaagagtig om haaren zin te krygen. Ik zal wel toe moeten zien. Zy zal er mooglyk toe komen, om my te vleijen, te omhelzen. Maar zy zal niet met haare traanen speelen; niet ziek zyn, als zy haaren zin niet krygt. Want zy is wel stout; | |
[pagina 318]
| |
maar heeft niets listigs, waar door ook slegts gekken gefopt worden. Uit grilligheid zal ik haar nooit iets weigeren; maar om dat myn oogmerk is haar duurzaam gelukkig te maaken, en het wel degelyk met haar te zyn, zal ik haar niets inwilligen, dat daar mede strydt. Onze Wittebroods maand zal des zeer kort zyn. Het wêer zal zich by het begin onzer huwlyks-reis niet gunstig voordoen; donker en buijig, stormagtig zelf. Maar een droeve morgen maakt een blyden dag. Myn Heer zal eenpaarig beleefd, maar ook onverzetlyk zyn. Mevrouw zal stemmig, statig, stil, geheel capot zyn; zy zal zo allengskens gaan begrypen, dat zy niets vordert tot het fraai oogmerk, om my naar haar pypen te doen dansen: zy zal des zoet, en weer vrolyk worden. Maar! als de meeste getrouwden elkander zo al taamlyk moede zyn; als Man en Vrouw zo al geeuwend aan elkanders arm voortslingeren, zal de eerzaame Bram Ryzig met zyn allerliefst Wyf eerst regt pret krygen, en de geheele horizon zal zo klaar zyn als kristal. Omhels uwe lieve Vrouw, voor
Uw oprechten Vriend,
a. ryzig. |
|