Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 236]
| |
Myne heele lieve!Dat ik u met een Brief plaag, is niet al myn schuld. Lees, in vertrouwen, den inliggenden en myn antwoord; en bezorg den mynen aan zyn adrès. Wat is er een gemaal over zeker Vaers? is het dat niet, 't welk ik voor u gecopieerd heb, toen ik, laatst te Amsteldam zynde, met u daar over in gesprek raakte? Nog maal bedank ik u voor die lieve oogenblikken, en het vertrouwen, waar mede gy my, met opzicht tot des Heeren Everards verzoek, behandelde. Geluk, myne Lieve, met die Party. Hy staat my nog wel voor, om dat ik hem, toen ik nog een jongen was, veel by u gezien heb. Gy zult een braaf en goedaartig Man hebben: en wie is zo een Man beter waardig, dan myne beminlyke Vriendin? Komt gy, (maar het is nog vroeg,) dan niet te Rotterdam woonen? Hier by heb ik zeer veel belang. Gy zult dan de geleegenheid hebben, om met de familie van myn Heer en Mevrouw Helder te verkeeren. Mevrouw is eene uitmuntende Vrouw, ook voor jonge lieden: ik durf u verzeekeren, dat | |
[pagina 237]
| |
Juffrouw Chrisje u zal behaagen. Indien uw aanstaande Man myn Vriend niet wordt, zal het my zeer bedroeven; ik ben voorbereid, om hem hoog te achten. Lieve Renard, wat vliegt de tyd! Heugt het u nog, dat ik een stoute kleine jongen was; en dat gy, schoon al een heel Juffrouwtje, altoos myn party trok, als ik het te kwaad kreeg? ô dat waren lieve dagen! Zo was het met Juffrouw Helder toen ook. Als de Dames ouder worden, wordt de conversatie zo plegtig; evenwel met u is dit nog zo wat anders. Niet, heele Lieve? Myn oogmerk blyft voor als nog voor Predikant te studeeren, hoewel er voor my nog al zo iets ongevalligs in ligt. Ik heb my door dat Vaers eenige voldoening willen geeven, voor den slaafschen dwang, waar in ik, zedert myns Vaders dood, ben opgevoed. Myne waarde Moeder is zeer naauwgezet rechtzinnig; en ik ben overstelpt geworden door eene geheele menigte, voor my ondraagelyke begrippen. Hier door, dunkt my, verminderde eenigzins de schaamte, dat ik nu over myne keuze tot het Boänergschap nog zal aangezien worden voor een innig jongman, wiens zucht het zo mag zyn, zich aan te gorden, om by leven en welzyn eens gevoelens te gaan voortplanten, die eenen eeuwigen stryd voeren tegen het gezond menschen verstand: Dit denkbeeld vernedert my schrikkelyk. Ik verheug my echter, dat de waare aart van den Godsdienst, en het | |
[pagina 238]
| |
wel verklaard Euangelisch Systéma my zullen bevelen, om alle dweepagtige, om alle harde en bittere gevoelens met al myne vermogens te keer te gaan! Gy merkt wel aan dit schryven, dat ik een zeer groot vertrouwen in uwe stilzwygenheid stel? Myne lieve Juffrouw Roulin is wat onpasselyk geweest, ik hoop, dat zy beter is; ik schryf deezen uit ...; want de Brieven, die er voor my komen, worden verzonden aan het adrès van mynen Vriend Helder. Hoe vuurig verlang ik dikwyls, myne heele Lieve, dat gy Juffrouw Roulin kende! hoe groot zoude het wederzyds behaagen zyn in elkander! hoe gelukkig zou een vertrouwelyke vriendschap voor u beide zyn! Het Huwlyk myner Zuster met den Heer Ryzig doet my veel plaisier. Hy moet, tusschen ons, al een heele Bol zyn, om zo eene stoute meid aan te durven. Alles is keurlyk tusschen ons. Ik heb haar nu hartlyk lief; en zy schynt ook wel met my te zyn. Ik omhels u, en noeme my, Pietje Renards
Liefhebbenden Vriend,
wim leevend. |
|