Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 212]
| |
Lieve Willem!Gy weet wel, dat ik onzachlyk veel van u hou, en altoos hoog met u geloopen heb; om dat gy goed, regt voor de vuist, en eenvoudig zyt, en om dat gy zo veel van myn humeur hebt; want ik kan ook niet plooijen, en daarom, jongenlief, ben ik ook dikwyls de kwaaije man, dat ik u slagt. Ik hou niet van dat geteut en gevit. Ik kan myne woorden in geen goudschaaltje leggen; noch een uur voor uit bedenken, wat of ik zeggen zal. Ik mag my eens mispraaten, en iets vertellen, dat ik by gerucht hoor; maar ik zal met overleg geen Christen mensch benadeelen. Hier hoor ik wat, daar hoor ik wat, ginder vang ik een woord in den loop; dan vertel ik dat op myn beurt; want ik praat heel gaarn; en myne huishouding laat my den tyd niet, om aan elk te gaan vraagen? Van wien hebt gy dit? Hoe komt gy daar aan? Wie is uw zegsman? Ik hoor het en geef het omtrent weer over, zo als ik het ontfing. Lieg ik, dan doe ik het in commissie. Maar nu kan ik echter, met ruimte, zeggen, dat Dominé | |
[pagina 213]
| |
zeer boos op u is. Hy zegt, dat gy een Deïst zyt; en zal beletten, dat gy voort studeert. En als gy, stoute jongen, niet gereformeerd zyt, heeft hy geen ongelyk: want die niet gelooft, behoeft niet te studeeren. Ik schryf u deezen in 't stil; niemand weet er van, dan Juffrouw de Harde, Renard, en myne kindermeid. Zwyg er des van, dat Dominé er niet agter komt; hy zou my een oud pak geeven, dat ik my daar mee bemoei, Luister nu. Dominé kwam onlangs by zekere menschen zo eens aan. De jonge Juffrouw las ergens in. Poëzy? mogt Dominé zo vraagen: en die zekere jonge Juffrouw is eene Vriendin van Juffrouw Renard, die nu ook een heel ander Meisje wordt, van leezen, meen ik. Ja, Dominé; blieft gy het eens te leezen? Dominé is nog wel zo eens voor een geurtje; hy dagt, dat het weer het een of ander vod op de Regeering was; (nu, dat weet ik evel niet.) Hy nam het mêe, las het alleen: dit hoorde ik zo naderhand, weetje. Maar wat wil het geval? Uw Tante de Harde kwam hier; ik hou veel van haar, om dat zy zo veel van my en de Kinderen houdt. Dominé las het Vaers onder het Theedrinken. Wy waren er beide door gesticht, dat moet ik bekennen. Ik zag geen kruimel kettery in 't heele ding, voor Dominé my bewees, dat het vierkant aanliep tegen de Formulieren onzer Kerk; zo als tegen de Erfzonde, het Werkverbond, | |
[pagina 214]
| |
de Voorbeschikking, en zo al meer. Dominé had zich, om Tantes wil, nog wat ingebonden; maar toen hy my alleen had, was hy verbruid nydig, om dat ik zei, dat ik gesticht was. Zulk een Heidensch Vaers, waar in geen kik van den Zaligmaaker staat! Nu, die bui is gaan leggen; want ik zwyg dan maar, en ook Heftig meent het toch wel met myn ziel, daar ik, met zo veel wilde Kinderen om my, wel eens los overheen loop. Dominé gelooft vast, dat het Vaers van u is. Is dit zo, dan zal hy alle moeite doen, om u van de Academie te krygen. Kan dat niet, dan zal hy wel maaken, dat gy nooit een Beroep krygt. Dan kunt gy, (zegt hy,) by zulke Arminiaanen of Menisten, die Sociniaanery pleegen, Predikant worden: dat zal heel mooi zyn! Zeg, jongenlief, hebt gy het Vaers niet gemaakt? Zeg het my, ik zal Dominé wel ompraaten. Zyt gy de maaker, herroep het, of leg het Gereformeerd uit. Collega Draaijer, die de kudde weidt, welke te Allerkerk is, meent, dat als men de Poëtische spreekwyzen er uitlaat, dat er dan nog wel een Rechtzinnig stuk van te maaken is. Broeder Leep, de Apteeker, zeer ervaaren in de Latynsche taal, zegt: dat de Oudvaders voor duizenden van jaaren zo al gesprooken hebben. Neef Zie- wel- toe raadt u aan, dat gy eenige Nooten van het Dortsche Sinode ontbiedt, om die, by eene tweede uitgaaf, onder den texs te zetten; | |
[pagina 215]
| |
zo als, met goed succes, door een geleerd Dominé, by ettelyke Preeken over het Inënten der Kinderpokjes, gedaan is. Nu, dat zyn dingen, daar ik zo niet van weet; ik hoor die zo maar, en mooglyk verstaat gy alles in den grond. Maar men praat hier ook veel van u, en Juffrouw Lotje. Wim! Wim! Vuur en stroo, dient niet alzo. Wou jy al aan een Vrouw denken? Het is nog veel te vroeg voor jou. Het is een lief Meisje, dat is waar. En uw Zuster gaat zo trouwen met myn Heer Ryzig. Nu, als dat wel gaan zal, zal er meer gebeuren. Ei, het lykt niets naar malkander. Ik begryp niet, hoe of Mevrouw van Oldenburg zo in haar schik met die party is. Nu, verstandige Vrouwen kunnen ook doofen. Een Fransch Heertje, met een groen zyd rokje, en een henryquatre Vestje, dat moest zy hebben; want zy heeft, God betert, ook haar Belydenis al in de Fransche Kerk gedaan. Dominé kan zich zo nydig maaken over dat Sara's Belydenis leeren in de Fransche Kerk; en hy heeft deugdelyk gelyk. 't Is waaragtig, of onze Kerk maar voor schorrimorri is. Hoor, uw Zuster deed daar slegt aan. Wel foei! dat de Kinderen uit ouwe Hollandsche Familiën zo by de Fransche Dominées ter Kerk loopen: nu, de mode moet gevolgd. En veele meisjes gaan meer om den Dominé, als om het woord: Ik plagt ook zo al te doen; want ik was wel voor een grapje, | |
[pagina 216]
| |
vóór ik bekeerd was. Nu, Wim, ik schryf u uit een goed hart. Ik mag niet zien, dat je daar loopt als een Os voor den byl. Zeg het toch aan niemand; en schryf my eens onder couvert van Juffrouw Pietje; die ook zeer met u begaan is.
Uwe Vriendin,
w. heftig, gebooren rammel. |
|