Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 197]
| |
Mejuffrouw, tedergeliefde vriendin!Ja, myne lieve, er is een tyd geweest, dat ik u, buiten uwen schuld, geen recht deed. Dit smart my zó zéér, dat ik alle geleegenheden waarneem, waar in ik u myn leedwezen daar over kan doen zien; en is 't mooglyk, nuttig zyn. Ik zal, om u te overtuigen, hoe gaarn ik my met u onderhoude, deezen mynen Brief niet zeer bekosten. Ik geloofde altoos, dat gy en myne Dogter veel intimer Vrienden waart, dan my gebleeken is; ik was over Daatje niet zeer te vreden: gy begrypt my? Pietje Renard heeft het oorspronkelyk lief karakter haarer zalige Moeder, die zo vroeg opgenoomen wierd tot de maatschappy der Engelen, waar toe zy zo wel geschikt waar; maar, verwaarloost opgevoed zynde, wierd dat karakter merkelyk overschaduwd: het scheen my toe, dat er de keurigste Vrouwelyke trekjes uit weg dreeven. Zeer beschuldig ik my, dat ik my zelf de geleegenheid bename, om u beter te kennen, en van eenigen dienst te zyn. Dank, myne lieve Vriendin, der Voorzienig- | |
[pagina 198]
| |
heid, die u langs zeer natuurlyke wegen opleidde, om u zelf te leeren kennen; te zien, waar gy u bevond, en waar toe gy moest opstreeven. Uw droom is spoedig afgebrooken; gy hebt reeds groote vorderingen gemaakt op het pad der zedelyke uitmuntendheid. Al het goede, dat in u is, is uw eigen werk; zo verre dit met het wel verklaard systema der waare Kerk overëenstemt, waar aan ik my houde. Het geen gy my met betrekking tot uwe vriendschap zegt, versta ik zeer wel. Waare harmonie kan er tusschen u beide nooit zyn; zy is echter eene der noodigste verëischten in eene byzondere vriendschap. Dit neemt niet weg, dat gy altoos een oprecht belang in elkander zoud neemen, elkander gaarn eens bezoeken. Méér heeft myne Dogter ook niet noodig: dit is by u zo niet: gy eischt iets meer van iemand, die gy uwe byzondere Vriendin noemt. Dit is noch haare, noch uwe schuld. Het maakt echter, dat gy reden hebt om zo te schryven, als gy doet, en eene zo stoute spotagtige Meid geene zaak van dien aart ernstig kunt mededeelen; niet om dat zy het niet wel met u meent, of geen geheim kan bewaaren; maar om dat zy, zelf over het Huwlyk, al vry potzig denkt; en haar vernuft vryheid zou laaten, om uwe geneegenheid voor den Heer Everards, die haar niet kan bevallen, taamlyk belachlyk afteschilderen. Dit kunt gy des te minder doen, om dat gy zeer | |
[pagina 199]
| |
ernstig denkt over dien staat. Uw hart zegt u, dat gy zeer ongelukkig zyn zoud met eenen Man, die onbekwaam ware voor die zagte, milde, eenpaarig vriendelyke gevoelens, die uwe behoefte zyn. Een ruw woord zoude u zó grieven, als veele andren eene groote beleediging. Gy zult traanen storten over het zelfde, waar over myne Dogter schertzen zal. Zy zal Ryzig doen lachen over zyne zo wel als haare gebreken: Gy zult er over zuchten, en mooglyk eenen Ryzig moeilyk maaken. Een Meisje van uw karakter waagt des veel meer, dan een Meisje als myne Daatje. Het is natuurlyk, dat gy niet besluit, voor gy goeden raad hebt ingenoomen. Gy voegt u by my, om dien te erlangen. Zie hier, wat ik u in gemoede durf aanraaden. De Brief, dien ik hier, met dankzegging voor uw vertrouwen, te rug zende, geeft my veel geleegenheid om over den schryver te oordeelen. Liefde en eerlykheid hebben dien gedicteerd; en indien gy tegen zyn personeel voorkomen niets hebt intebrengen, dunkt my, dat gy hem niet moet afwyzen. Of gy alle de uitzichten op een gelukkig leven moet sluiten, ter liefde van uwen waarden Oom; dit komt my zo niet voor. Dat gy dit echter in ernstige overweeging neemt, overtuigt my van uw edelaartig karakter; en wel te meer, om dat de anderzins goede Man niet zo ge- | |
[pagina 200]
| |
lukkig van humeur is, als ik, ook om zynen 't wil, wel wenschte. Zie daar, zo ik hoop, voldaan aan uw oogmerk. Blyven er na dit nog bedenkingen by u over? Kom dan altoos vryëlyk by
Uwe waare Vriendin,
c. van oldenburg, gebooren burlet. |
|