Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 158]
| |
Waarde vriendin!‘Wat of gy met zo een schepzel aan zult vangen’? Trouw het schepzel, zo rasch het u maar wat mooglyk zy. Anders kan ik u in dit duister geval niet raaden. Om u wat spoed te doen maaken, want ik weet nog niet, of gy er wel iets van voorhebt, zal ik u het volgende melden. Al had gy in eene Alcove zitten luisteren, gy zoud niet beter gegist hebben naar de gesprekken, u en Ryzig aangaande. Ik zie nu en dan zo eens eenige onzer Gezelschap - vriendinnen. Ziet, die weet ik: ‘dat Ryzig niet veel haast maakt om u te trouwen.’; en een half honderd jongens, die gy gefopt hebt, kraaijen er zo wat ergelyke toonen door heen. Töller en Wilke hebben reeds, om een tractement, gewed tegen Jacobi: ‘dat er niets van worden zal.’ De eerste wendt voor, dat gy hem te wel kent, om immer te trouwen dan met hem; de andre, min Judas dan de Mof, voegt er by: ‘dat Ryzig uw slag niet is.’ Onze waarde Saletvriendinnen, terwyl zy haar neus optrekken voor Ryzig, spyt het | |
[pagina 159]
| |
echter, dat zy hem niet krygen; gunnen zich den tyd niet om te speelen, zo druk hebben zy het over u. Haast u, rep u, en trouw toch, hoe eer hoe liever. Het is wel meer gebeurd, dat Wim en ik de zaaken niet onëens waren, vooräl, als gy met hem verschilde. Ik voorzie wel, dat gy my nu weer braaf plaagen zult op zyn sujet: wees gerust, al was er geen Lotje Roulin in de waereld, nog zoude ik geen voorwerp zyner erbarming willen worden. Verstaat gy dat, Vriendin? Ik heb Wim magtig lief, maar niet met eenig uitzicht op zyn persoon. Ik heb ook op nieuw aanzoek gekreegen van iemand, die schynt te begrypen, dat ik, ook voor myns Ooms dood, geene slegte party ben. Ik zal niets doen, buiten kennis en toestemming van mynen Oom. Zyt gy niet heel nieuwsgierig, om te weeten wie dit zyn mag? Nu, gy zult het ook nog wel eens hooren. Eerst moet ik echter met Mevrouw, uwe Moeder, raadpleegen; zo lang blyft zyn naam een geheim voor u. Onze Vriendin Heftig kan u niet op het spoor helpen, want ‘haar Lysje kent noch de Styfster, noch de Koetzier der familie.’ Doe des geen vergeefschen arbeid; prepareer u liever, om zelfs te trouwen; dit is wel eens zo goed. Uw gesprek met Wim, en ook zyne conversatie met my, toont, dat hy al zyn vernuft niet | |
[pagina 160]
| |
heeft weg gestudeerd. Hy verbergt met dit alles iets, wat weet ik niet, indien het Juffrouw Roulin niet aangaat. Weet Mevrouw nog niets van dat praatje? maar zo is 't: zy, die 't meest belang by iets hebben, hooren het doorgaans te laat. Wat is er toch weer over zyne dwaalende begrippen? Gy spreekt nooit eens ernstig; dat is toch verdrietig, Daatje! Er wordt van een Vaers gesprooken, dat Willem zoude gemaakt hebben; en Dominé is er zeer over geërgerd. Ik kan er niet regt agter komen. Dit is zeker, dat het zyn hand is, en men verhaalt, dat hy het aan my gegeeven heeft. Ik zal Dominé uithooren; hy heeft nog zo een oud eigen op my; want ik leerde by hem myne Belydenis, en hy meent het wél; 't spyt my, dat hy meent, dat ik dat Vaers van Willem uit myne handen zou gegeeven hebben: ik weet er niets van. Zedert ik zelf zo wat begin te denken by het geen ik lees, dunkt my, is de man zo onfeilbaar niet meer, als ik geloofd heb. De Brief uwer Tante over uw Huwlyk is een Orgineel stukje. De Vrouw houdt veel van 't waare. Verbruid, Daatje, wat krygen wy daar zaakelyk wat in! Mevrouw Ryzig is eene oude, deftige, puntige, styfburgerlyke Dame: ik geloof nedrig met Tante: ‘dat Grootje Ryzig u schoon agter de vodden zal zitten.’ Wim heeft gelyk: Ryzig moet net in uw trant zyn. Alle liefkoozingen | |
[pagina 161]
| |
zyn immers mal? Dit is uw regel; hou u daar aan, hy zal u veel nuts bezorgen met uwen aanstaanden man. ô Gy hebt alle mooglyke uitzichten, om op uwe wys wel getrouwd te zyn. Uw man, een regt koopman, die naauwlyks den tyd heeft om te eeten, en nooit zo niet eens naar de Kerk met u uitkan; die niets meer dan ouwerwetze pligten van eene Vrouw vergt; die u een huis vol kinderen, en de noodige middelen, om die wel op te voeden, zal bezorgen; die nu en dan eens helder met u zal kyven, (als gy 't verdient,) en u in zyn eerlyk Vaderlandsch hart evenwel liefhebben; die boos op zich zelf zal worden, om dat gy hem, als hy stemmig kyken wil, hartlyk doet lachen; en die, om dat gy de Moeder zyner Kinderen, veel meer dan, om dat gy zyne Vrouw zyt, veel in het beste licht zal plaatzen. Zie, zo zal Brampje met u omgaan. Gy zult intusschen alles te werk stellen, om zyne zwakke zyde uit te vinden, en die ten uwen voordeele te overmeesteren. Gy zult echter uwe Opvoeding te wel in 't oog houden, om uw man niet met alle beleefdheid te behandelen, ook dan als gy hem naar Joost wenscht; uwe achting zal hem meer bevallen, dan uwe liefde; ô wat zult gy in uw trant gelukkig zyn! Thans heb ik geen tyd, om Mevrouw te schryven; zo rasch ik kan, zal ik my die eere geeven. | |
[pagina 162]
| |
Wim zal u wel zeggen, dat ik niet van de Party zyn kan, hoe gaarn ik ook een spook zage. Ik hoor van uw Broêr, dat men Hamlet speelen zal; dat stuk ken ik niet. Altoos uwe
Welmeenende
p. renard. |
|