Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 111]
| |
Mevrouw!Meermaal deed gy my verstaan, dat gy u, zo als wy lieden van fatsoen, die onze termes des arts hebben, dat noemen, zeer zoud verëerd achten met een brief van myne waarde hand. Ik, die ook zo taamlyk de taal der groote waereld ken, beantwoordde dit compliment, als een meisje, die begrypt, dat het niets dan een compliment zyn konde; het en vogue, ‘gy hebt zeer veel goedheid, Mevrouw,’ daar by voegende. Maar zie daar! nu heb ik de occasie, om my die eere te geeven; ik zal u eenen Brief van myne waarde hand bezorgen. Ja! nog meer; ik zal eene confidence, een waarlyk Vrouwen tête-a-téte, met u hebben. Gy zyt eene bekwaame Vrouw; gy kent de Waereld; gy naamt altoos belang in my: Wees my des nuttig! Ik zal duidelyk zyn. Lees het afschrift van eenen Brief, my gezonden. Lees ook het concept van myn antwoord, en meld my dan uwe gedagten daar over .... Nu onderstel ik, dat gy de bylage geleezen hebt, vóór gy deeze verder leest. | |
[pagina 112]
| |
Wel, wat zegt gy, Mevrouw? Gy kent echter de Waereld van haare slegtste zyde; maar gy staat verwonderd; niet zo? welk eene lompe kwaad aartigheid! wat zegt gy, indien ik dit concept antwoord gereed maakte, of ik ook de schryfster nog uitvond. Myne Lonne is een gaauwe geestige meid; zy kent veele haarer medezusteren aan het Toilet, en meent, dat zy de hand zeer wel kent; doch om daar zeker van te zyn, is zy thans bezig om, in haare Collectie van Brieven, naar eenige Brieven te zoeken van eene haarer geweezen Vriendinnen, die met haar uit dezelfde Provintie overkwam; en met wie zy wat gebrouilleerd schynt, over (dit in confidentie) een vryer, die Lonne, naar haar zeggen, door deeze Vriendin ontkaapt is. Actie genoeg, om wel te zoeken, Mevrouw. Mag ik u bidden, waarde Mevrouw, schryf my uw antwoord, indien er ooit iets in my was, dat u behaagde! | |
Concept.Mevrouw!Zie hier myn antwoord op uwen Brief. Hoe vernedert het my, dat ik iets heb, 't welk u behaagt! Ach, ik ben ontroostbaar; want ik houde u voor | |
[pagina 113]
| |
zo zot als kwaadaartig. Ik hoop nog al, dat het myn schuld niet is. Anders!.. U behaagen! daar beef ik van. Wat is het echter, dat u in my behaagt? Terwyl gy dit nadenkt, zal ik u reden geeven, waarom ik u voor zo zot als kwaadaartig houde. Ik bewys uwe zotheid, Mevrouw, daar uit, dat gy eene Juffrouw Veldenaar poogt op te volgen! haar, die ik met myn geheel hart vuurig en eerbiedig bemin; aan wie ik nog zo jong een reeds taamlyk gevormd karakter te danken hebbe! Eene Juffrouw Veldenaar, die de hoogste achting van eene Mevrouw Helder waardiglyk geniet; die veel verstand, veele begaafdheden, en geene onzer Sexe eigene beuzelagtige gebreken bezit. Ik bewys uwe kwaadaartigheid daar uit, dat gy zo eene Vriendin by my poogt in verdenking te brengen. Laage, verachtelyke Vrouw! Ik zie uit myne eigen meerderheid op u, met dat medelyden en dien afkeer, die onze ziel grieven, als wy zien, hoe diep nyd en afgunst ons kunnen vernederen, beneden het peil onzer natuurlyke volkomenheid. Nooit was ik zo wel voldaan over de trekken van myn gelaat, dan zedert ik uit uwen Brief verneem, dat zy zo spreekend de aandoeningen van myn hart uitdrukken, in eenen kring, waar in men, zelf om parade te maaken, eene Vriendin houdt. En hebt gy zeker ontdekt, dat myne Veldenaar niet van de onzen is? o Gy zyt zeer scherpziende. In 't voorby gaan: heeft uwe Kamenier hier ook eene schryf- | |
[pagina 114]
| |
fout gemaakt? Moest het ook zyn, niet van de uwen? Dit komt my zo voor. Heden, dan blikkert uw doorzicht nog al zo stroovuuragtig door. Gy naamt veele moeite, om eene Juffrouw Veldenaar te zien. Had gy my toch geraadpleegd, ik zoude u gezegd hebben, dat Juffrouw Veldenaar vry ongeneegen is tot het maaken van nieuwe kennissen. En ook, Mevrouw, gy hebt noch oogen, om eene Juffrouw Veldenaar wel te zien, noch een hart, om haare waardy te gevoelen; gy kunt zelf over de beminlykheid haars persoons niet oordeelen: nu, dat is uw schuld niet. Het bywoord van schoone Helder komt hier vry gek. Ik beklaag u om de moeite, die gy naamt. Waarlyk, Mevrouw, Juffrouw Veldenaar is noch het geen gy geestig, noch het geen gy comicq zoud noemen. Zy onderscheidt zich nergens door, waar door Savantes, en ook wel eens naauwgezette jonge menschen zich onderscheiden; zy preekt nooit, en onthoudt zich altoos van puntspreuken. Wat is er des voor u aan te zien? Nu moet ik eens uit eene andere grond - toon speelen. Ja, ik weet wel, dat ryke lieden, als zy zo gek zyn als gy, Mevrouw, (en dat is zo meest al de zaak!) zo onverdraaglyk trosch zyn, dat men hen ten minsten voor grandes d'Espagne zoude aanzien, indien men niet wist, dat de wapens, welke hunne koetzen oppronken, meest altoos van de uithangborden hunner Grootvaders genoomen waren, en dat het derde geslagt op een Weever, een Mof, of een | |
[pagina 115]
| |
Oost-Indisch Officiant uitloopt. Uwe aanmerkingen over de huislyke omstandigheden van myn Heer en Mevrouw Veldenaar zyn des nog al zo heel dol niet. Dat gy echter het denkbeeld van eene Juffrouw Veldenaar en van onze Suite te gelyk in uw hoofd kunt verbinden, overtuigt my, dat al de waarde van uw hoofd in uw kapzel bestaat. ‘Wy Dames van fatsoen en middelen.’ En in wat opzicht, ook genoomen, dat in den Burgerstaat familie, en fatsoen iets beteekenen, (waar aan niemand zal twyffelen,) is eene Juffrouw Veldenaar beneden ons? Wie heeft u gezegd, dat haare Ouders geene middelen hebben? Besluit gy het uit hunne zeldzaame verdiensten? .. Uwe beleefde vraag, wat of ik toch met deeze vriendschap bedoel? zoude ik u gaarn beantwoorden, om u gerust te stellen; maar ik vrees, dat gy my niet verstaan zult. Weet gy, Mevrouw, zo iets van onze oorsprongelyke bestemming? Van zedelyke volkomenheid? Hebt gy, Mevrouw, ook eenige begrippen van zulke genoegens, die alleen in de overeenstemming van gevoelige deugdlievende harten te genieten zyn? Verstaat gy ook iets van waaren Godsdienst? Hebt gy ooit hooren spreeken van gezond oordeel? van ongemaakten ernst? van een geoeffend verstand? Dagt ik het niet! Daar hebt gy zelf geene oppervlakkige begrippen van! Ik kan my, ziet gy, Mevrouw, des niet van u doen verstaan. Uwe ongunstige berichten verwaardig ik niet eens aan te roeren. Was Mevrouw S*** ook uwe zegsvrouw? Raade ik | |
[pagina 116]
| |
het? Ik houde dit bericht voor koele afgunst en lompe gekkerny. - Myn compliment aan Mevrouw S***. Myn smaak in het Buiten-leeven, (zeker gy zyt toch, buiten uwe gekheid, eene gaauwe Vrouw!) hebbe ik grootlyks te danken aan myne ommegang met Juffrouw Veldenaar. Hoor, Mevrouw, gy kunt u onmooglyk met meer voldoening voor u zelf in eene Loge, verzeld door uw gezelschap, bevinden, dan ik my met myne Vriendin hier bevind. Gy kunt niet zo zeer verlangen naar een Bal, waar op gy Reine zyt, dan ik naar dit geliefd geheel afgeleegen liggende Beekenhof. Thans heb ik dat geluk, en geniet alle de bekoorlykheden der vriendschap met myne Vriendin, die wel zo goed zyn wil, om, terwyl zy mynen geest verrykt met fraaije kundigheden, my geduurig te verbeteren, door myn hart los te maaken van al zulke voorwerpen, die niet waardig zyn, dat ik daar aan zoude gehecht weezen. Nu heb ik weder de gelukkige geleegenheid, om al die nietige denkbeelden weg te denken, welke ons in onze fraaije gezelschappen bykomen. Nu zit ik weder in die stille prieelen by den Bloemtuin; en als wy dat zo begrypen, praaten wy ook wel eens over eene fraaije plaats in Milton of Clarissa: zou het meer in uwen smaak vallen als wy Gris - Gris, of Uranie, commentarieerden? Dit zo in 't voorby gaan, Mevrouw. Dat verstandige lieden iets geks, iets lafs, iets kwalyk geplaatst | |
[pagina 117]
| |
vinden in myne vriendschap voor Juffrouw Veldenaar, is zo onmooglyk, als dat een braaf mensch u met goedkeuring kan beschouwen. Nog maal: Juffrouw Veldenaar is geene Savante; zy weet zeker meer dan wy beiden; mag zy dat niet, zonder belachen te worden? Zeer hartlyk excuseer ik my van uwe vriendschap aan te neemen; hoe gelyk wy in uiterlyke omstandigheden zyn. Wil ik u de reden zeggen? Ach! Juffrouw Veldenaar heeft het my onmooglyk gemaakt. Haar te kennen, zo als ik haar ken, en nog daaglyks meer leer kennen; waarlyk, al verachte ik u minder, nog kort daar niet aangedagt worden. Nu, Mevrouw, is er niets voor u ten beste dan myne verontwaardiging.
christina helder.
Hoe smaakt, Mevrouw, u dit Concept? Druk ik my wel klaar genoeg voor u uit? Verstaat gy my wel genoeg? Ik ben in verwagting van uw antwoord,
Uwe Dienaresse,
c. helder. |
|