Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 108]
| |
Myne heele lieve!Dat verrassend bezoek! niets was my aangenaamer. Gy kwaamt zo stil aanzweeven; het was, door den zwaaren lommer, niet heel licht meer in het boschje; ik was zo in myne gedagten als ingeslooten; is 't wonder, dat myn hart zo sterk sloeg! dat ik een weinig onthutst ware, door my in uwe armen te zien? Wees echter niet ongerust, ik schrikte niet zó, dat ik voor de gevolgen vrees; en ach! al ware het zo. Hoe dierbaar is my dan nog de oorzaak! Nogmaal dank, myne waarde, voor dat verrukkelyk avond-bezoek. Zyt gy by dit heerlyk maanlicht wel t'huis gekomen? Ik zag wel, dat gy my iets te zeggen had; ook vóór ik uwen brief las. Gy waart niet zeer opgevrolykt; dit valt in myn trant; o hoe bevallig zaagt gy er uit! Indien het berigt nopens Leevend waar is, dan liegt zyn Physionomie; die teekent niets dan gevoel, en - eerlykheid. Ik versta my dan de kunst van zien geenzins; want ik hield my verzeekerd, dat hy beminde. Wat is het goed, dat gy het maar by de oude kennisschap | |
[pagina 109]
| |
(een aartig woordje) zult laaten berusten. Bedankt om in de Vacantie te komen logeeren! 't Is vreemd; 't is lomp ook. Kan Willem lomp zyn? Ik begryp het niet. Zou hy overtuigd zyn, dat hy niet wel doet; dat hy al te gevoelig is voor de beminlyke Juffrouw Roulin; en zich dier zwakheid schaamen? hoewel ik hem in staat ken, om haar eens zo wel zyne hand als zyn hart te geeven. Hy is trotsch, weet gy. Hy vreest mooglyk uwe schertzery. Hy denkt mooglyk, dat men meer van zyne historie weet, dan hy liefst had. Dat hy een slegte knaap wordt, geloof ik in geenen deele: maar dat hy niet altoos zo naauw gezet leeven zal op de Academie, als zyn Vriend Helder in zyn's Vaders huis, daar aan twyfel ik ook niet; hoe zeer het my jammert. Dat hy het doorziend oog van Mevrouw Helder zoude vreezen; dit kan ik niet denken, om dat ik hem van geen kwaad verdenk. Want dat hy een lief fatsoenlyk meisje bemint, dat alleen minder gelds heeft dan hy; dit kunt gy zelf, myne Chrisje, immers geen oogenblik kwalyk neemen. Dat hy weder bemind wordt, zult gy zeker, uit oude kennisschap, zeer gaarn zien ... Nu, heele Lieve! bloos niet! Laat uw lief hart zo niet kloppen; ik weet wel, dat gy belang in uw speelmakkertje neemt. Heden! en Lotje is zo beminlyk, meer dan schoon, zegt men. Dat zal een lief paar zyn. Het is jammer, dat het nog zo lang zal duuren, | |
[pagina 110]
| |
voor hy Dominé is, en trouwen kan. Wat moet hy daar wél zyn, en hoe geschikt is hy voor huislyk geluk! Ik ben echter wat misnoegd op hem; hy heeft my beloofd, myne silhouette voor u te trekken; daar zal, nu hy agterblyft, niets van komen. Stoute jongen, niet waar? dit was de reis alleen waardig. Nu, Hendrik is zo handig als Willem: mag die u dienst doen? Vindt gy my niet heel opgewekt? Ach, myne lieve Moeder is zo veel beter dan gisteren! Nu kom ik haast een heelen langen zomerdag by u.
de Uwe,
c. veldenaar.
P.S. Kleine Jetje vroeg my des ogtends, of gy voor haar bedje geweest waart; ‘maar ik droom dit zo dikwyls, zei het lief diefje, dat ik het niet regt weet. |
|