Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 85]
| |
Lieve zuster!Ik heb alleen by gebrek aan tyd niet geschreeven: nu zal ik het beginnen, evenwel dies te korter, om dat ik u welhaast bykom. Eerst over Tante. Wel, is 't mooglyk, is dat die dikke goeije klos, daar ik in myn jeugd, als ik Chris zo wel eens t'huis bragt, altoos zo veel lekkers van kreeg! Is dat myne Tante? Van die giften sprak ik nooit tegen u. Ik mofselde alles onder weg maar op; anders had ik weer rekenschap aan u moeten geeven van myn tyd, en zo voorts; en dat was toen myn kroon te na; ik was tien jaar en leerde - Latyn; dat gelieft Uwé wel te considereeren. Bekommer u niet over myn Geloof; myn Geloof is prompt in order. Gy weet, hoe Dominé is: het spyt my echter, dat hy zich door myn Geloof ziek maakt. Van zyn schommelig Wyf hou ik veel: ô dien Brief moet ik zien! Maar Mama stelt zo veel prys op haare Orthodoxie, dat het my maar slegt aanstaat, dat zy hier iets van weet. Dat zal voor my niet goed afloopen. En Man is | |
[pagina 86]
| |
ook nog al Kerks op zyn wys. Nu, wy moeten het afwagten. Ja, zou Chrisje Mevrouw Veldenaar worden? Wel nu, hy is een braaf schoon jongman, die haar verdient. Coosje zal wel beter man krygen, dan ik eens zyn zal. Groet myne lieve Renard met een kusch. Ach, ik verlang zo om haar te zien! Die bedaardheid moet haar verrukkelyk staan, met zulke fyne trekken en zulke zagtmoedige oogen. Myn Vriend komt meê. Groet onze waarde Moeder. Adieu.
w. leevend. |
|