Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 53]
| |
Teder-geliefde Lotje!Myne zorgvuldigheid voor u is reeds tot den graad eener beängstigde liefde opgeklommen. Uw gezondheid, uw leven zyn in gevaar. Uwe liefde voor den Heer Leevend heeft reeds eenen grooten weg afgelegd. Ach Lotje, gy hebt, in een geval, waar in de Vriendin berispt en helpt, al den schrik eener Minnares uitgestaan. De tederbeminnendste Vrouw, die haaren jongen Echtgenoot in doodsgevaar ziet, kan geene verscheurender angsten gevoelen, dan gy gevoelde by eene beuzelagtige kwetzuur. Was de Heer Leevend alleen uw Vriend, gy zoudt hem zeker zelf geholpen en het bloed gestelpt hebben, naar de oorzaak gevraagt, en tevens niet heel wel te vreden bedankt hebben over de moeite, die hy nam, om u in alle byëenkomsten te doen bepraaten. Ik geloof wel, dat zyne hevige driften het kookend bloed in zyne aderen dermaate deeden bruisschen, dat het op nieuw ter wonde uitvloog; maar, wat deed hem, by uwe uitroeping, zó schrikken, dat gy het bemerkte? Wat maakte hem bedroefd? | |
[pagina 54]
| |
zo peinzend? waarom is hy, zedert dat voorval, zo agterhoudend? Ik zal het u zeggen. Juist dat zelfde, 't geen, zyn karakter in 't oog houdende, hem moest verrukt hebben, zo hy uwe liefde had kunnen beäntwoorden. Me dunkt, dat het volgende by hem is voorgevallen. Hy zag, dat gy hem met de hoogste, de tederste liefde beminde; hy voelde alles, wat gy lyden zult, wanneer gy ontdekt, dat hy u niet kan beminnen op eene wys, die gy, om gelukkig te zyn, noodig hebt. Zyne ziel streed eenen treurigen tweestryd: zyn hart verbood hem ook, den minsten schyn te geeven; zyne erkentenis wilde het tegendeel. Ik kan u verzekeren, dat hy eene andre beminde, vóór gy hem leerde kennen. Kunt gy, myne Lotje, dit leezen, zonder de verslindendste aandoeningen van leedwezen en droefheid? Vreest gy niet dit nogmaal te leezen, en leest gy het echter niet nogmaal, hoewel met een afgekeerd gelaat en vlugtig oog? Gelooft gy nu nog, dat gy alleen zyne Vriendin zyt? Indien zyn hart vry ware, konde hy die woorden gehoord, zich in uwe armen gevoeld hebben, zonder als buiten zich zelfvervoerd te zyn geworden? Hy, die zulk een edel, gevoelig, hoog gestemd karakter heeft? Wat denkt gy, zoude hy geschrikt, of zich, zo veel zyne flaauwte toeliet, in uwe armen gestrengeld, aan zyn hart gehouden, en alles met den reinen kusch der liefde verzegeld hebben? Wat kon hy anders, dan | |
[pagina 55]
| |
schrikken voor iets, dat by hem de geheele waereld had opgewoogen? Moet zyne droefgeestigheid, zyne koelheid niet daaglyks toeneemen? Als zyne Vriendin bemint hy zyne Lotje met de eerbiedigste gevoelens: als uw Vriend leeft hy alleen voor u. Maar - meerder kan hy nooit worden. Hy bemint eene Dame, hem meer in rang en vermogens gelyk. Lotje! stel u in zyne plaats. Hy voelt uw hart, slaande van de opregtste liefde, en hy is beängst; zyn hart kan niet eene deezer slagen beäntwoorden. Waar toe zoude dit voorval, indien hy niet elders beminde, hem toen gebragt hebben? Vlei u niet in uwe kalmte, in uwen onüitdrukkelyk aangenaamen toestand, de verzekering te hebben, dat gy niet verliefd zyt; dit verzeekert my, dat gy het reeds tot mymerens toe zyt. Dit zoete vergif zal alle uwe vogten aansteeken; uw teder gevoelig gestel kan zulk een lyden niet heel lang doorstaan. Gy zult als een lentebloem weg kwynen, door een vyand, die aan den wortel van uw leven in 't verborgen knaagt. Keer des nog te rug, myne Lotje! of gy zult het slagtoffer eener liefde worden, die u wel haast te sterk zyn zal! Uw tederbeminde Vriend zal door zyn byzyn, door zyn onderhoud, u nog eenigen tyd staande houden. Gy zult geduurig, ook tegen beter weeten aan, willen hoopen, dat hy u bemint. Eindlyk vertrekt hy, en de betoovering valt weg. | |
[pagina 56]
| |
Dan zult gy zien, dat gy hem onüitspreeklyk lief hebt! uwe ondermynde gezondheid zal zigtbaar afneemen; gy zult ieder uur verkwynen, sterven door een onlydelyk verlangen, om hem nog maar eenmaal te zien, nog maar eenmaal te spreeken! Een Brief van hem herstelt voor eenige oogenblikken uwe levensgeesten; er komt nog eens een zagt blosje over uwe wangen. De inhoud zy, wat die wil; de Brief is van hem, dit is genoeg, om by het ontfangen opgebeurd te worden. Eindlyk hoort gy, met een zagt, smartelyk glimlachje, dat uw Vriend van staat zal veranderen. Trouwen! dit woord is zo smartlyk voor u, dat het nooit over uwe lippen komt: uw bloed verstyft: gy neemt eene onverschilligheid aan, die u onëigen is, die nog dieper grieft dan droefheid, welke men lugt geeft. 't Is gedaan, herhaalt gy meermaal; zonder zuchten, zonder traanen; want alle hoop is vernietigd. Aan dit ysselyk denkbeeld houdt gy u vast; uwe toeneemende lichaams zwakheden vermeerderen de duisterheid van uwen geest: de diepste afzondering is u thans alleen dierbaar: voor alles, zelf voor uwe Vriendin, onverschillig, sloopt eene naare Teering u wel rasch. En gy sterft, met den naam uws Vriends tusschen uwe lippen, terwyl gy hem dan nog der eeuwige bermhartigheid even vuurig als u zelf aanbeveelt. Dit, myne Lotje, voorspel ik u, met eene bee- | |
[pagina 57]
| |
vende huivering. Indien gy nog niet te rug keert, zal dit uw deel zyn. Ik zoude u mogen bepaalen by het zondige van dit verwaarloozen uws levens; ik zoude hier over veel kunnen zeggen; maar ik spaar u in deezen, en bid u alleen om alles, wat u heilig zy, keer te rug! zeg aan uwen Vriend, dat hy u verlaat; dat hy een ander verblyf neeme; beef, ontroer, bedroef u; ik zal alles toestaan, alleen Leevend moet van wooning veranderen. Hy zal gaan, indien gy het hem vergt. Nogmaal, myne Lotje, geef my gehoor. Indien gy u boven deeze dwaaze liefde verheft, kunt gy nu nog gelukkig zyn; gy zult groot zyn in myne - in uwe eigen oogen, en in uwe onschuld ontslaapende zult gy het loon uwer deugd ontfangen... Myne oogen zyn vogtig..... Vaarwel!
Uwe Vriendin,
a. belcour. |
|