Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 384]
| |
Beminde zoon!Gy zyt dan in staat om iets voor uwe Moeder te heelen, dat gy verpligt waart haar te zeggen? Ik merkte deeze laatste veertien dagen wel aan het gemompel en de geheimnis aanduidende houding uwer Zuster en de overige huisgenooten, dat er iets, u betreffende, gaans was: Uwe Zuster was meer dan gewoon zagt en minzaam omtrent my. Hoe verlangend ik ook ware om te weeten, wat het zyn mogte, ontbrak my de moed, om er my op te informeeren. Ik vreesde het ergste. Eenige dagen geleden ontfing ik eenen Brief van Mevrouw Helder. Die Brief ontstelde en bedroefde my dermaate .... maar gy kent het aandoenlyk hart uwer Moeder; gy weet, hoe ongeschikt zy is, om zulke heevige schokken uit te harden! Ik weet dan alles! Gy hebt op het punt gestaan om te duelleeren. Toen men dit weigerde, hebt gy uwe party behandeld, zo als kruijers en sleepers elkander daaglyks op onze straaten bejegenen, wanneer zy verschil krygen. Gy schynt uw deel rykelyk ontfangen te hebben. | |
[pagina 385]
| |
Myn waarde Man is dies te meer over uw onbetaamlyk gedrag verstoord, om dat het my zo veele traanen kost. Uwe Zuster, die u hartlyk bemint, verhaalde my daaröp, dat zy een gesprek beluisterd had, tusschen mynen Man en zynen Neef. De laaste had aan den eersten dit geval op eene nog ongunstiger wys, dan de waarheid is, medegedeeld. Ware dit zó, dan zou de oorspronk nog slegter zyn dan de daad. Maak hier uit op, hoe veele onaangenaame tooneelen hierom by my voorvallen. Heeft de man ongelyk, dat hy u niet zien wil, die zyne Vrouw zo veel schrik en verdriet heeft aangedaan? Ik vleije my, dat gy het voor niemand dan voor Juffrouw Roulin zult hebben opgenoomen. In die veronderstelling zeg ik, dat ik de oorzaak niet afkeur. Juffrouw Roulin is zulk een beminlyk, zulk een deugdzaam meisje, dat zy zulks waardig is: en ik troost my juist hierom met de gedagten, dat gy een zedig jongeling zyt. Maar dat gy, in dolle drift, uwe rust, uw leven, den rust uwer Moeder, mooglyk uw eeuwig heil, opöffert aan, en in de hand stelt van een deugeniet, dien gy met reden veracht, hier door verdient gy het hoogste ongenoegen uwer bedroefde Moeder. Gy weet, beter dan ik, wat er tegen het versoeilyk duëlleeren geschreeven is. Gy weet, hoe dikwyls de behendige overmagt den edelmoedigen verdeediger eener goede zaak den voet ligte. | |
[pagina 386]
| |
Hebben wy, in onze eigen familie, nog niet het leevend getuigenis daar van; is hy, dien ik bedoel, nu niet reeds twintig jaar uit zyn Vaderland, en tot onherstelbaar nadeel zyner zaaken, Balling? Een haastige stoot, en dat na eene grievende personeele beleediging, heeft dien keten van onaangenaamheden, van treurige gevolgen voortgebragt. Gy weet, hoe de wetten dit verbieden. Een Militair kan, in zekeren zin, gedwongen worden om te trekken; maar waarom draagen stille studeerende burgers eenen degen? En zult gy, die u voorbereidt, om de zedenleer des Euangeliums te prediken, in zo verre uwe woeste dristen gehoor geeven, dat gy in gevaar komt, om de moordenaar van u zelf, of van uwen medemench te kunnen worden? Gy, die andren zult leeren, wreek u niet, zult gy u wreeken? Gy, die den moeilyken pligt van vergeeven voor uwen Godlyken Meester zult afvergen, zult gy niet vergeeven? Gy, die zult betoogen, dat waare moed den laagen verongelyker veracht, ongelyken vergeeft, dat men het kwaade moet overwinnen door het goede .... Ach, myn Zoon! Hoe zal dat geschieden kunnen? Sta toch stil by deeze eerste uitspoorigheid. Hebt gy ook wel de beste middelen uitgekoozen, om zulk eene waarde persoon van uwe achting proeven te geeven? Hoe moet het eene Juffrouw Roulin treffen, dat men over haar overäl | |
[pagina 387]
| |
zal praaten! en op welk eene wys is wel te vermoeden. En indien gy met eenen wond daar waart t'huis gebragt, hoe zou zulk een gevoelig Meisje niet doodlyk geschrikt hebben! Indien gy in haar byzyn het loon uwer woede had ontfangen, of zo hy, dien gy had nedergelegd, aan zyne wonden gestorven ware..... Hoe zou zy gelasterd zyn geworden! en wat, dan de vlugt uit uw Vaderland, konde u gered hebben? - Willem, hebt gy niet eenmaal aan uwe Moeder gedagt? Dierbaar kind van myn teder hart! wat kan ik, doorboord door zulke bedenkingen, u schryven? Ik kan niets dan traanen storten. Laat ik u alleen vermaanen, waak over uwe driften! zy zullen uwe Beulen worden; en hier toe heeft de genadige God u die zeker niet gegeeven. Is het waar, Willem, dat gy aan 't speelen zyt? Zo gy eenige eerbiedige gevoelens voor uwe Moeder hebt, schuw dan het spel; het kan voor u gevaarlyk worden. Gy hebt zelf zo veel gezond oordeel, dat ik u de nadeelige gevolgen daar van niet behoef aan te wyzen. Denk alleen, hoe die zucht u twee groote schatten kan doen verkwisten, uw tyd en uwe rust. 'k Zwyg van het gevaar, dat gy loopt, om in slegt gezelschap te raaken, en de kans, die er is, om of uw geld te verliezen, of u ten koste van anderen te verryken: wat is meer aftekeuren? Wat is dat toch voor een Vriend, daar gy zo veel mede ophebt? Lieve Willem! ik vrees by- | |
[pagina 388]
| |
kans voor alles! Mogt uw goed, uw eerlyk hart nog onbesmet zyn; mogt ik in mynen Zoon nog mogen roemen! Gy hebt uitmuntende zielsvermogens: maar zulke driften! zulk een aandoenlyk hart....! Weêrsta de beginzels, en word vys. Uw Vader verzoekt u ernstig, my geene traanen meer te doen storten: uwe Zuster groet u vriendlyk. Myne zwaare ongesteldheid belet my iets meer hier by te voegen, dan dat ik ben
Uwe bedroefde Moeder,
c. van oldenburg, gebooren burlet. |
|