Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 375]
| |
Waarde Willem!‘Helder! hoe gevaarlyk kan een deugdzaam, meisje worden voor uwen Vriend.’ - Dewyl ik eerlyke sentimenten heb, maar vooräl om dat ik voor de lieve Sex niet meer onverschillig ben, kan ik dat zeer wel begrypen. Zo gy niet beminde, ik zoude echter niet durven instaan voor uw volgend gedrag. Verdenk my niet, Willem! ik acht u zeer hoog; gy zyt zo wel de braafste als de gevoeligste Jongeling, dien ik ooit kende; uw hart heeft nog veel meer liefde noodig dan uw temperament: dit alles weet ik; maar ik weet ook, dat in uwe jaaren, en vooräl in uwe omstandigheden, de praktyk veel zwaarder valt dan de bespiegeling. Hoe lief heb ik myn Willem, om zyne grootsche, eenigzins romanesque gevoelens van eer!..... Maar het lieve Meisje is Lotje Roulin! Zy ademt niet dan voor u, haar Vriend. Het staat my niet vry, die zo onöpgemerkt eenzelvig voortkruip, u te bestraffen over uw verschil met van Goudenstein. Leer er alleen uit, dat gy, in vuur gezet zynde, iets kunt doen, daar gy met | |
[pagina 376]
| |
schrik en berouw op zoudt te rug zien. Verstaat gy my? er zyn veelerlye verzoekingen! Lieve Jongen, ik beef voor uwe geweldige hartstochten! Weersta de beginzels! Nu is 't nog tyd om te zeggen: tot hier toe, en niet verder! Hoe gaarn zoude ik u raaden, vlied Lotje om haar zelfs wil! maar myn karakter is niet zo hoog als het uwe gestemd. Ik heb maar weinig van dat vaste, 't welk ons onze pligten dwingt op te volgen; en die onze vermaaning tot een, ik gebie u dit, verhoogt! Ik kan alleen zeggen: dit zal zo best zyn voor u. Ik geloof ook, dat ik haar vlieden zoude. Maar gy zyt een veel vuuriger Vriend, dan ik een Minnaar ben. Gy, die uwe verheven ziel in open oogen omvoert; gy, die voelt tot in de toppen uwer vingeren; gy, die gloeit van het schoone, het grootsche, het edelaartige; kunt, hoe veel heeviger uwe driften ook zyn, dan de mynen, kunt dit niet doen. Ja, gy bemint myne Zuster; maar gy kunt u uwe Lotje, doodlyk om uw afzyn bedroefd, niet voorstellen, of gy keert te rug, omhelst haar, en zegt met uwe oogen: ween niet; ik blyf by u; voor zo eene vriendschap ben ik niet bestand. Iedere wederkeering zal haar nog meer verbinden: wat zal 't einde zyn? Indien ik u echter hoop op myne Zuster gave, dan vleide ik u; hoe veel dienst die hoop u ook doen zoude. Chrisje houdt van u, als van een speelmakker haarer eerste jeugd; maar zy kent | |
[pagina 377]
| |
over het geheel haare waarde te wél, om zeer gemakkelyk eene keuze te doen. Gy weet, myne kennis in het Vrouwlyk hart is zeer gering: evenwel, ik meene, dat Kapitein Veldenaar haar niet onverschillig is; en hoe welspreekend pleit eene geliefde Vriendin voor eenen waarden Broeder, by de eenige hart- Vriendin! Myn Vader heeft zeker zeer veel achting voor Veldenaar; onze middelen zyn veel grooter, doch voor 't overige is de Familie van Dominé Veldenaar gelyk aan de onze. En de Kapitein is zeker een allerverdienstelykst Man. Gy zult u moeten bevlytigen, Willem, indien gy hem met uw vyf- en- twintig jaar opweegt; voor my is daar geen kyken naar! My dunkt, dat Chrisje ook heel veel deel nam in het Historietje met den Jonker. ‘Het doet my leed, zei zy, om Mevrouw van Oldenburg: uw Vriend moest zich zo heel vroeg niet berucht maaken.’ - De oorzaak had echter haare goedkeuring. - ‘Is het, zeide zy, (met die edele, eenigzins trotsche houding, die zy kan aanneemen,) ‘is het niet verdrietig, Mama, dat de eer en rust eener jonge Juffrouw niet meer veilig is, wanneer een slegte knaap die durft aanranden, en een eerlyk heethoofd die quasi verdeedigt? wie zou zich met zulke figuuren willen bemoeijen? ik niet.’ Toen kreegen wy, Heertjes van de schepping, zo als zy ons noemt, nog een paar verbruide zetten; ik ben niet tegen | |
[pagina 378]
| |
Chrisje opgewassen, weet gy; en zy zegt de dingen zo aartig, dat zy nog meest altoos een kusch van my krygt voor haare vermaaning. Nu zal Leevend ook zien, dat hy myn boezemvriend is. Ik was vyf- en- twintig jaar, en had nog nooit een Meisje gezien, dat my half zo wel als Chrisje beviel. Ik dagt: kom, ik zal, zo als Blankaart zegt, maar een niets beduidend oud Vryer worden. Deeze gedagten rolden echter zo maar over myn hart. Myn stil huisselyk geluk, myne studie, myn Willem, alles was wél. Dit is nu zo niet meer. De gemeenzaame ommegang met de lieve Juffrouw Veldenaar heeft my wat heel veel behaagd. Toen zy hier was, merkte ik het zo niet; ik kan niet vergelyken. Toen zy weg was, voelde ik eerst, hoe waardig zy my bleef! Ik geloof, dat Chrisje dit alles veel eerder wist dan ik: en my met Coosje te kwellen, noemt zy haare aardsche gelukzaligheid. Gelukkige lieve meid, alles is een wetsteen voor haar aartig vernuft! alles merkt zy op. Ziet zy, dat ik rood word, dan lacht zy my uit, en vraagt: of ik my schaam, om de Dame, die zy haare Vriendin noemt, te beminnen? - Bemin ik uwe Coosje dan? - Er is wat aan, Pauwtje; (dan steekt zy haar voorste vinger zo ernstig klugtig uit;) maar zou Juffrouw Leevend niet beter geschikt zyn, om uw Vrouw te worden, Broertje? O! (gaat zy dan voort,) ik denk niet, dat myn Heer de Wysgeer iets te maaken kan | |
[pagina 379]
| |
hebben, met die kleinigheden, die andren bepaalen. Wat is eene edele houding, wat zyn de schoonste oogen voor zo een Monsieur Starrekyker? Hoe het zy, Wim, ik verlang om die heele lieve weder te zien; maar mooglyk zyn er al Kapers op de kust. En ook, hoe zal ik het best aanleglen? Mooglyk zal zy zich met myn ordinair goed gezelschap vergenoegen; my het onmooglyke te vergen, kan geene Juffrouw Veldenaar willen; zy weet wel, dat de Natuur my belet heeft, om immer een Willem Leevend, een Veldenaar te worden. Hoe dit zy, altoos ben ik
Uw getrouwe Vriend,
p. helder.
P.S. Gy zult van den Zomer hier verzogt worden. Verheug u in voorraad. Hierom schryf ik u dit. |
|