Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 361]
| |
Waarde zoon!De brief van uwen braaven Kolonel zoude my nog veel aangenaamer zyn, zag ik daar niet uit, dat gy u nog al blyft toegeeven in eene drift, die u vroeg of laat ongelukkig zal maaken. Gy moet die overwinnen. Alles vordert dit van u. Myn stelregel is u bekend: men kan, 't geen men moet; zo wy, voor het te laat is, ernstig voorneemen om te doen, 't geen voor onze reekening blyft. Dat eene tedere zwakke aandoenlyke Vrouw bezwyke, onder een gestadig stryden met eene geliefde drift, in haar gestel ligt mooglyk haare verschooning: maar een Man moet zyn hoofd moedig opheffen, boven alles, wat hy verpligt is te overwinnen. De liefde verheft zich by verrassching over de reden: maar wy zyn altoos verpligt, om de inspraak der laatste te volgen. Zy, die gy bemint, zal nooit uwe Vrouw worden. Zult gy nu als een moedloos man ... Ik schaam my, Hendrik, over u. Doe eene zwakke tederhartige Moeder dit verdriet niet aan. Roem in uwe keuze, wanneer gy u in staat vindt om daar | |
[pagina 362]
| |
van aftezien: of, ik herhaal het, uw denkend gevoelig karakter zal u uw geheel leven bitter maaken. Indien uwe Zuster denkt, dat zy met den Heer van Sytsama gelukkig zal kunnen zyn, uw Vader noch ik zullen daar tegen zyn, maar ons eigen genoegen daar aan opofferen; dit is redelyk. Allen groeten wy u teder, en ik ben, myn lieve Hendrik,
Uwe liefhebbende Moeder,
s. veldenaar, gebooren van eik. |
|