Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 351]
| |
Zeer waarde vriendin!Met veel blydschap zie ik uit uwen laatsten Brief, dat gy thans zo veel reden hebt om content te zyn. Ik neem, weet gy, in alles, wat u betreft, een vriendlyk deel. Ik houde den Heer van Oldenburg voor een verwaarloosd karakter; hy is dit niet alleen. Veelen zouden hupsche lieden worden, indien zy in de regte handen vielen, welke nu slegts te dulden zyn; en aan hun leven ook zeer weinig hebben. Ik voorzie, dat gy nog wel eens den grootsten schat, Huisselyke rust, op zeer billyke voorwaarden zult weder krygen. Het karakter uwer Dogter heeft zeer veel van het geen gy haar toekent, maar zy heeft ook veel goeds en een gezond oordeel: zy bespot die dwaasheden, die zy mede doet, meer om dat zy in den kring is, dan wel om dat zy zich vermaakt. Zy heeft dit met veele geestige meisjes gemeen, dat zy knaapen, die zy veracht, voor den gek houdt. Ik keur dit wel af; doch hoe zot moet evenwel, by voorbeeld, een Moffe Doctor | |
[pagina 352]
| |
zyn, als hy met eene Juffrouw Leevend durft aanleggen! Zy heeft, toen zy een jong Meisje was ten minsten, iets zo schalkagtigs, zo satiricqs in haare trekken; het opslag haarer oogen kan zo veel zeggen. En dat zien die jonge lui niet eens. Geloof my, zy zal den Heer Ryzig met achting behandelen; aan wie hapert het dan, dat zy zo stout, zo dartel ware? Geluk, myne Vriendin, met dit aanstaande Huwlyk. Het zal evenwel nog zo rasch niet gesloten worden, denk ik? Haar hart is niet ongevoelig; men kan des met beleid alles wat goed is wagten. Zy heeft, uit ik weet niet welk een onvrouwlyk grondbeginzel, alleen zich ingebeeld, dat er in ongevoelig te zyn iets wel heel fraais ligt. Zy nam den schyn daar van aan; en als het haar te sterk wierd, railleerde zy zo aartig, dat men wel zeer attent moest zyn om te begrypen, dat dit noodschooten waren. Met één woord, Daatje is beter dan zy ons wil doen gelooven, dat zy is; maar zy, en dat stond my altoos tegen, leefde geheel in de Waereld. Nog geheel anders als myne Chrisje, die voor het uiterlyke uwe Dogter niet veel wykt: maar voor Chrisje is dit goed. Ik heb myne byzondere reden, om haar de Waereld te doen zien. Als ik my, zo als nu, bepaal by onze jonge lieden, dan komt my deeze gedagte meermaalen voor den geest: De Voorzienigheid, die alles bestiert, doet geene in 't oog vallende wonderen; alles gaat zeer zagt, zeer na- | |
[pagina 353]
| |
tuurlyk voort. Zy wil ons de zalige zelfvoldoening laaten, die er ligt in de overdenking van iets goeds door ons verricht. Waar bleef die verrukkelyke bewustheid: ik heb, met een goed oogmerk, wel gedaan; en ik neem voor altoos zo te doen? Zo wy onweerstaanbaar gedreeven wierden, om zo te doen, als wy doen, waar bleef onze persoonlykheid? Zy geeft ons aanleiding en hulp, maar laat het aan ons over, welk een gebruik wy daar van willen maaken. Hier door zyn wy aanspraaklyk; want wy zyn vry. De Schepper heeft ook zorg gedraagen, dat de kiemen van al, wat goed is, niet gemakkelyk verstikken kunnen. Meermaalen ontdekt het oplettend Moederlyk oog de eerste uitspruitzels eener deugd, die groot kan worden voor God en al het volk. Overweeg dit eens, met opzicht tot uwe Dogter. Ik ken haare byzondere Vriendin niet; maar gy behoort haar te kennen. Verzuim dit niet. Myne Chrisje zoude, zonder eene Juffrouw Veldenaar, nog in lange niet zyn, het geen zy nu wordt. Wy weeten, hoe sterk het voorbeeld op jonge harten werkt. Als nu de beminde Vriendin het voorbeeld geeft, moet het dan niet alle mooglyke indrukken maaken? Ik ken myner Dogters Vriendin in alle haare waarde. Ik houde my verzeekerd, dat Chrisjes gelukkige gerustheid grootendeels daar aan is toeteschryven, dat haar geheele hart vervuld is. Met eene tedere beangstheid ontdekte ik, dat zy een | |
[pagina 354]
| |
zo gevoelig hart heeft, als immer in eenen maagdelyken boezem klopte. Zo een meisje moet liefhebben: vooral indien zy, zo als Chrisje, wel wat zoude overhellen tot zwaarmoedigheid. Ik gaf Chrisje eene Vriendin; meer had zy niet nodig: het moest echter eene Juffrouw Veldenaar zyn, om my in allen deelen gerust te stellen: want myne Dogter kent haare zedelyke waarde, en zou niet kunnen beminnen, daar zy geene meerderheid, zo wel als zoetaartigheid ontwaart. Waarlyk, Keetje, wy Vrouwen behoorden ons meer met onze Dogters te bemoeijen. Wy moeten tot haar wat neigen, om haar dies te beter tot ons opteleiden. Wy zyn veel al ongeneegen, om met jonge Meisjes omtegaan. Wy zyn deftig genoeg; maar waarom zyn wy ook niet minzaam? Waarom beuzelen onze Meisjes niet vry in ons huisselyk byzyn? Laaten zy zien, dat wy belang in haar neemen; dat wy gaarn eens in haare vrolykheid deelen; dat wy haar ons gezelschap waardig achten. Hier van overtuigd, absenteer ik my niet opzettelyk, als myne Dogter bezoek ontfangt; hier in ligt toch voor hupsche Meisjes iets vernederends; en 't is geen wonder, dat dit geene vertrouwlykheid maakt. Aan myn huis wordt niet half zo veel gespeeld, als aan veele andere. De Kaarten blyven wel eens ingepakt, om dat ik, ongemerkt, iets anders voorstel. Meermaal spee- | |
[pagina 355]
| |
len zy een gedeelte van den avond muziek, en nog meermaalen zien wy, met ons tien of twaalf sterk, Prenten en Tekeningen. Alles hangt maar af van de wys, waar op men iets doet. De gunstige berichten nopens Willem zyn my zeer aangenaam. Het schynt echter niet anders te kunnen zyn, dan dat groote begaafdheden door geene gedweë driften verzeld worden. Zo gy nog niets weet van zyn Vegtpartytje met zynen Contubernaal, spyt het my, dat ik u daar iets van zeg; maar de kwaadwillige gedienstigheid kan het u mooglyk gemeld hebben; en men weet, hoe zy gewoon is iets te verhaalen. Hoor des, hoe het geval is. Wim heeft van Goudenstein afgeklopt, om dat die van eene braave Juffrouw kwaad sprak; hy wilde hebben, dat zyn party zyne lastering te rug haalde; die weigerde dit, en wilde uw Zoon op eene verachtelyke wys met zyne rotting slaan. Willem schynt, onder het worstelen, gevallen te zyn, en is een weinigje aan zyn hals bezeerd. Alle braave jongens houden Willems party; en dat, vrees ik, wat heel sterk. Wim had zeker beter gedaan, als hy met een verachtlyk stilzwygen het vertrek ware uitgegaan. Maar is dit te vergen aan eenen knaap als Willem Leevend? Men zegt ook, dat hy speelt: maar ook, dat hy naarstig studeert, en geen een Collegie verzuimt. Zoude het niet goed zyn, dat gy hem eens een ernstigen Brief over het een en | |
[pagina 356]
| |
ander schreef? Hy moet, dunkt my, eens onderhouden worden. Zou Wimpje niet wel wat van Salomons denkwyze hebben, en dus door eigen ondervinding moeten bewoogen worden om eens te zeggen: ydelheid der ydelheden, alles is ydelheid. In zynen Vriend, schynt myn eigenzinnige Pauw ook niet veel smaak te hebben: my is hy geheel onbekend. Myn Zoon begrypt ook niet, hoe het warm gevoelig hart zyns Vriends met zo een Jongman sympathiseert. Ik denk, dat hunne Vriendschap niet buiten den kring eener dorre, bespiegelende Geleerdheid gaat: op het karakter van den Heer Jambres is niets te zeggen. Myn waarde Helder en myne Kinderen verzekeren u van hunne hoogachting, en ik ben onveranderlyk
Uwe Vriendin,
s. helder, gebooren van beek. |
|