Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 322]
| |
Hoogstge-eerde vriendin!Veele myner aangenaamste dagen ben ik verpligt aan uwe raadgeevingen en vriendschap: het is des billyk, dat ik u daar in deel geeve. Als ik aan u schryf, dan is het bykans, of ik my in uw altoos nuttig gezelschap overbreng. Hoe aangenaam is het gedenken aan dien tyd, waar in onze vriendschap een begin name; en hoe herinner ik my dan die uuren, die wy by uwe Tante de Vry zo kommerloos doorbragten! Wat is er in de zes- en- twintig jaaren al gebeurd! Toen gy van Woonplaats veranderde, leed myn gevoelig hart zo veel, dat niets dan uwe Briefwisseling my konde opbeuren; en dat, hoewel ik met mynen waardigen Jan Leevend zo gelukkig was, als men in een onvolmaakt leven zyn kan. Na zyn voor my aandoenlyk afsterven, wierd myn staat zorgelyk; een zwaar kantoor, en twee kinderen, die hunnen Vader zo hoognoodig hadden! Zy waren niet zeer geschikt voor elkander; en ik | |
[pagina 323]
| |
moest veel voorby zien, om toch rust en vrede te houden. Met het meerderen hunner jaaren kwamen hunne karakters sterker uit. Daatje was geheel du Ton; en dat, hoewel zy zeker veel verstand heeft, en veel weet. Haar gedrag, hoe los en coquet het ook schyne, is echter in de daad onberispelyk; maar zy maakt zich van alles een spelletje: en de jongelui zyn zo op haar gesteld, dat zy waarlyk al mag doen, wat zy wil; zy is echter niet fraai. Met Doctor Töller heeft zy eenige maanden veel geloopen: hoe zy hem dulden kon, weet ik niet; nu zyn zy kwaade Vrienden. Hy ging hier onlangs voorby, zonder haar te groeten: uwe dienares, Hans Dondergoud, zei ze, terwyl zy spottig over het horretje keek. Ik kan zo moeilyk worden over dat geeven van aliassen; maar zeg ik wat, dan weet zy my zo mal te antwoorden, dat ik zelf lachen moet. Nu vrydt de Heer Ryzig naar haar; die party is zeer naar myn zin; maar 't is nog vroeg. Myn tweede Huwlyk droeg uwe byzondere goedkeuring niet weg; maar de man was onberispelyk, en hy deed my zulke edelmoedige voorslagen voor myne kinderen, dat ik besloot om myn lot in zyne handen te stellen. Eerst moest ik myn Zoon uit myn huis zenden; maar dit beklaag ik my geenzins; hy gedraagt zich wel, en studeert naarstig: maar met my- | |
[pagina 324]
| |
ne Dogter schikt het niet. Gy begrypt, dat zy vier- en- twintig jaar, en dat myn Man haar Vader niet is. Alle daag loopt zy uit, of kyft met hem, dat het rookt. Hy zegt: ik wil dat zo; en zy zegt: ik wil nooit uwen wil doen. Zy houdt haar woord; hy moet koop geeven. Zy betert zich echter sterk van veele dwaasheden. Zy bezoekt haare Tante niet meer; dit is my zo aangenaam als onbegrypelyk. Kon zy mynen Man wat believen; maar, ja! dat niet; om al wat hy in de Waereld heeft. Zyn Neef, die by hem op het Kantoor is, staat my niet aan; hy heeft gebreken, die ook aan jonge lieden niet eigen zyn, en des minder te excuseeren. Hoe gerust is het voor my, dat myn Zoon by zulke fatsoenlyke lieden inwoont! Ik heb hem zelf gebragt, zo als hy aan uw Zoon zeker gemeld heeft. Nooit zag ik zulk een zedig beminlyk Meisje als Juffrouw Roulin. Dominé Heftig heeft my zeer verpligt door zyne recommandatie: Willem kon nergens zo veilig zyn als daar. Alle myne uitzichten helderen des al geduurig meer op. Myn Man is omtrent my zeer wel; en als myne Dogter eens zal getrouwd zyn, zal myn leven nog ongestoorder afloopen. Verblyd u des, myne Vriendin, met my: waarlyk, van Oldenburg is geen kwaad mensch; | |
[pagina 325]
| |
hy heeft alleen lastige gebreken voor elk, met wien hy omgaat; maar ik heb geene reden om over hem te klaagen. Myne Kinderen moesten ook, al was het slegts uit erkentenis, wel wat inschikkelyker zyn; maar zo zyn zy beide; niet het minste belangzuchtig. - Wim schreef my voorleeden week, dat hy wat koortzig was, en gevallen heeft: indien er zwarigheid ware, zou Juffrouw Roulin zeker, zo als ik haar verzogt heb, schryven. Hoe gelukkig, myne waarde Vriendin, zyt gy, ook in uwe Kinderen! Uw Zoon is reeds een gevormd karakter; bedaard, zedig, niet misdeeld van verstand, en uitgerust met zwakke zeer gehoorzaame driften. Uwe Chrisje ... ô myne Vriendin, indien immer de beste opvoeding schoone gevolgen had, in haar ziet gy die op de beste wyze. De Hemel zegene de keuze, die zy eens doen zal: wie zou zich niet gelukkig achten in haar Schoondogter te noemen? Wim heeft my zo veel goeds van Juffrouw Veldenaar verhaald, dat ik zeer verlang om dat beminlyk Meisje nader te leeren kennen: en die is uwer Chrisjes hartvriendin. Myne Dochter deed zulk eene goede keuze niet; haare Vriendin is noch wyzer noch beter dan zy zelf; zy schynt my echter met achting te behandelen, met onderscheiding zelf. | |
[pagina 326]
| |
Als Pauwtje een brief uit Leiden krygt, meld het my eens: maar Wim zal wel weer frisch zyn. (Ik heb hem geschreeven.) Ik ben altoos
Uwe waare Vriendin,
c. van oldenburg, gebooren burlet. |
|