Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 308]
| |
Waarde zoon!Nooit gaaft gy my in myne persoon reden tot ongenoegen: laat u dit gerust stellen. Uwe Zuster geeft my alle reden van genoegen, en uw beider harmonie is my alleraangenaamst. Hoe komt het, Wim lief, dat gy u aan uw hals bezeerd hebt? Is dit door 't vallen gekomen? dit begryp ik niet. Evenwel, inden het maar een beuzeling is, doet gy wel, dat gy er zo over schryft. Alles is immers wel? Gy zyt immers niet ziek, myn jongen? Hoe veel ik ook van u hou, ik zag niet graag, dat gy kleinzeerig waart; en als gy even goed kunt studeeren, doet gy wel, dat gy een dag of wat in huis blyft. Leef ordentelyk; maak dat uwe Moeder zich op u mag blyven beroemen. Eens zult gy weeten, wat ik om uwent wil deed! ... Daatje verzoekt my deezen te sluiten. - [Juffrouw Leevend.] Wel zo, man, zit gy zo in huis? Nu, gy hebt ook gezelschap, dat een Woest Arabien tot eenen Lusthof tegen het Oosten zoude maaken! Groet toch dat Engelagtige Lotje voor my, en zeg, dat ik zeer verlang | |
[pagina 309]
| |
om haar de beste bewyzen myner geneegenheid en achting te geeven. Uw Brief is heel lief, hoor. Nu goeden nagt, of goeden morgen, al naar dat u deeze ter hand komt, van
Uwe Zuster,
a. leevend. |
|