Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 270]
| |
Waarde tante!Wel zo! heeft myn brief u zo moeilyk gemaakt! Daar is Oom hier aan huis geweest, en heeft een groot Baal geschopt. Mama is er van ontsteld; en Vader heeft met my een staanden stryd gekeeven. Hy was zo boos, dat ik hem tegen zyn zin aan 't lachen kreeg, en met Oom had ik handen vol werk, voor ik hem kon overschreeuwen. Je weet, lieve Tante, hoe de mans zyn! altyd willen zy het laatste woord voeren. Uw Zoon wilde my helpen; maar hy kreeg een ouwerwetze konkel met een: waar steek jy jou neus in, jou Aapenkind? Nu alles is bedaard; met Oom en my, meen ik. Oom is wel zeer in zyn schik met de reis van Bontekoe. Hy had er veel van gehoord, maar het nooit geleezen. Zeker, Tante lief, gy hebt myn Brief niet goed opgevat. Laat ik u dit toch mogen beduiden. Onlangs vroegt gy my, (of ik moet het gedroomd hebben,) wat toch een Roman was? Ik zei: een Roman is eene versierde Historie. - Dit was u wat duister; ik ging daar om zelf er eens een opstellen, om | |
[pagina 271]
| |
u dit te doen begrypen. En in plaats van te schryven: Nu altyd, daar was eens een Heer en een Juffrouw, en die Heer en die Juffrouw hadden een Buitenplaats; en zo als die Heer en die Juffrouw dan een Buitenplaats hadden, enz.; wilde ik liever u, en Oom, en Zeemansrust, en de Vyver en da Paling zo spreekend invoeren; weet gy? Zo dat gy hebt wat haastig geoordeeld. En dat ik zon noch maan zie, dat blieft Tante wel te abuizen. Van middag zei ik nog: Belair, laat het gordyn wat vallen; ik kryg een zwaare hoofdpyn, zo steekt my de Zon; en eergister avond zei ik tegen een Heer, die my t'huis bragt: Wat is er een kring om de maan! - Wind, allemaal Wind, kreeg ik ten antwoord: maar ik dagt niet, dat ik de wind zo van voor zoude gekreegen hebben. En wat Burgemeester T*** zyn dogter aangaat, my dunkt, dat die de Schrift wel nutter konde gebruiken, dan om er behangzels uit te borduuren; en krielde het er ook van Engelen op! Neen, Tante, dan breidde ik nog liever al de daaden onzer Vloot in een zyden handschoen. Wat Neef betreft, dat is my te teer. Wees niet meer boos op
Uwe Nigt,
a. leevend. |
|